Ten oosten van Reykjavík liggen historische en geologische plaatsen, zoals Þingvellir waar het eerste parlement bijeen kwam, de spuitende geisers van Geysir en de waterval Gulfoss met zijn regenboogkleuren. Ze liggen langs de Gouden Cirkel, een route die vrijwel elke toerist aflegt.
Þingvellir draagt de sporen van één van ’s werelds grootste geologische grenzen: een riftvallei waar de Euraziatische en de Noord Amerikaanse tektonische platen uit elkaar drijven. Hoewel deze breuk dwars door IJsland loopt is hij nergens zo goed te zien als hier: een 4 km brede en 40 m diepe kloof omzoomd door basaltzuilen , die zich uitstrekt over 16 km.
Wanneer je op het uitzichtpunt naast de parkeerplaats staat, sta je geologisch gezien op de Noord Amerikaanse aardkorst, terwijl je aan de overzijde van de verzakking op Euraziatische bodem staat. Daartussen, de verzakking zelf, ligt niemandsland.
In Geysir bevindt zich ongetwijfeld de belangrijkste springbron van IJsland. Naar hem zijn alle andere geisers genoemd. De uitbarstingen van de Geysir zijn tegenwoordig erg onregelmatig.
Gelukkig spuit zijn kleinere broertje Strokkur wel elke 8-10 min een straal van 30 m de lucht in. Strokkur betekent karnton. Zo genoemd omdat de op en neer gaande beweging in het ronde gat in de bodem grote gelijkenis vertoont met die van melk die in een karnton tot boter wordt verwerkt.
De watervallen van Gulfoss zijn een beschermd natuurgebied sinds Sigrídur Tómasdóttir (1871-1957), dochter van de eigenaar van de grond waarop de Gulfoss ligt, dreigde zichzelf in de waterval te werpen als de waterval verkocht zou worden om een waterkrachtcentrale te bouwen. Gelukkig is dit – weliswaar om andere redenen dan Sigrídurs dreigement – dus niet gebeurd.