In de lokale taal, het Faeröers, wordt het hele land aangeduid als Føroyar, waarbij ‘oyar’ het meervoud is van ‘oy’, een oud lokaal woord voor eiland. Het eerste deel, før, is waarschijnlijk oud Noors voor schaap/schapen, al wordt dat wel eens bestreden. Het zou kunnen zijn dat dit deel van de naam terugvoert naar de Ierse monniken die zich hier al rond 625 vestigden en de eilanden een naam gaven afgeleid van het Gallische woord ‘fearrann’ wat land of landgoed betekent. Deze naam werd vervolgens overgenomen door Noorse kolonisten die ‘oyar’ (eilanden) toevoegden. Je zou dus kunnen zeggen dat de naam of ‘schapeneilanden’ of ‘land eilanden’ betekent. Mij lijkt de eerste vertaling logischer want hier zijn echt heel veel schapen. Er wonen hier zelfs meer schapen dan mensen. De dieren zijn dan ook een belangrijke bron van inkomsten. Een lokale toeristenorganisatie heeft ze nu ingezet om de landschappen van de eilanden vast te leggen. Er zijn camera’s geïnstalleerd op de ruggen van de schapen, waardoor het land zijn eigen Google Street View creëert. Wij hebben ondertussen wel veel schapen maar nog geen schapen met een camera gezien. Het toeristenseizoen is dan ook nog niet begonnen.

Het bijzondere van de Faeröer is vooral de ligging midden in de Atlantische oceaan tussen Schotland, Noorwegen en IJsland. Als je je dan bedenkt dat deze eilandengroep ontdekt is met kleine schepen dan geeft het je zeker een andere kijk op deze bestemming. Het land bestaat uit achttien kleine eilandjes en telt ongeveer 50.000 inwoners. Het heeft een eigen regering en een eigen taal, maar toch hoort het bij Denemarken. Achttien eilanden ……. waar moet je dan beginnen met je verkenning?
Wij komen aan op het eiland Streymoy of ‘eiland van stromen’ wat het grootste eiland van de Faeröer is. Dit eiland wordt omgeven door verschillende soorten wateren; van rustige baaien en indrukwekkende fjorden tot een woelige en soms woeste oceaan. Op dit eiland ligt ook de hoofdstad Tórshavn waar we de eerste nachten zullen verblijven in Hotel Brandan. De naam van de stad betekent haven van Thor. In de Noorse mythologie was Thor de zoon van Odin en Fjorgyn en was hij de god van de vruchtbaarheid, de donder, weer en wind. Heel toepasselijk want de weercondities schijnen hier vooral winderig, nat, bewolkt en koud te zijn. We gaan het beleven.
We beginnen met helder, fris weer en besluiten lopend het stadje te verkennen. Bij het binnenvaren vanuit Denemarken was ons al opgevallen hoe klein en bescheiden deze hoofdstad is. Met een kleine 20.000 inwoners is het te vergelijken met een iets vergroot Roden. Rond de haven van Tórshavn ligt het oude gedeelte van de stad. We lopen als eerste naar Skansin (letterlijk: de sprong), een historisch fort op een heuvel naast de haven, vanwaar je een goed zicht hebt op de stad in al haar glorie. Vanaf 1580 staan hier mensen op de uitkijk, al is het tegenwoordig dan met een veranderde interesse. Dit fort is gebouwd door door Magnus Heinason om de stad te beschermen tegen piratenaanvallen nadat hij zelf ooit betrokken was geweest bij een overval door piraten. In WOII heeft het Engelse leger het fort gebruikt in de strijd tegen de Duitsers. De twee kanonnen die er nu nog staan herinneren aan deze periode.
We lopen verder door het oude stadsdeel, gebouwd op een klein schiereilandje, met smalle straatjes, veel doorkijkjes en de typerende rode huisjes met veelal daken van gras. Tinganes is de voormalige locatie van parlement. Bijzonder, het lijkt open lucht museum ‘materiaal’, de oude huisjes zijn mooi bewaard en zijn nog steeds in gebruik. We zien diverse ambassades die zich hier gevestigd hebben.
We lopen op ons gemak verder richting winkelstraat, die ‘als een slagader’ door de stad loopt. Het is klein maar fijn zullen we maar zeggen. Wat opvalt is dat veel dingen hier gecombineerd worden. Zo heeft de boekwinkel een restaurantje annex en ook de VVV kent een royaal koffiebarretje. Hier vind je zelfs een supermarkt. Zoals we later zullen merken is de verkoop van levensmiddelen verder op veel plaatsen gecombineerd met de verkoop van benzine. Je moet het weten!
Omdat je hier moet profiteren van de weersomstandigheden, het kan immers zomaar omslaan, willen we vandaag ook nog gaan lopen van Tórshavn naar Kirkjubøur, het zuidelijkste plaatsje van dit eiland. Dit kleine plaatsje is eigenlijk niet meer dan een verzameling huizen langs de Hestfjørđur met zicht op twee eilandjes vlak voor de kust: Koltur en Hestur. Toch was dit plaatsje in de Middeleeuwen het kerkelijke en spirituele centrum van de Faeröer.

We starten in de buitenwijk van de hoofdstad waar we naar beneden rijden tot we bij het riviertje de Sandá komen. Hier laten we de auto achter en gaan we op avontuur. Het pad staat goed aangegeven met rode paaltjes, maar eigenlijk wijst de weg zich vanzelf. Hier loopt maar één pad (steil) naar boven. Hoewel de wandeling omschreven wordt als ‘easy or moderate’ is de klim naar de top beslist ‘challenging’ te noemen. Boven aangekomen wordt het pad inderdaad gemakkelijker. We lopen van cairn naar cairn. In het Nederlands wordt een cairn een steenmannetje genoemd. Cairns zijn stapels stenen vaak in een conische vorm zoals een kegel die tegenwoordig vaak gebruikt worden als markeringen om de weg te wijzen. Het is de bedoeling dat je van cairn naar cairn loopt. Mocht je de volgende cairn niet kunnen zien (door mist of hevige regen), dan wordt je geacht te wachten tot deze weer opdoemt voor je je weg gaat vervolgen. Gelukkig hebben wij goed zicht en zien we vaak al verschillende stapels voor ons op de route verschijnen.
De omgeving is hier prachtig. We praten in superlatieven. Het is hier ruig, woest, eenzaam, oorspronkelijk, groots, leeg en schitterend tegelijk. We lopen over smalle bergpaadjes vol keitjes, gras en zand, dus het is wel uitkijken geblazen. Ons uitzicht wordt steeds mooier. Eerst passeren we een soort platte verhoging, een preekstoel, gemaakt uit rotsen. Deze ‘dais’ is al sinds 1800 in gebruik voor bijeenkomsten in de open lucht. Zulke bijeenkomsten worden tegenwoordig nog steeds gehouden en je kunt je echt voorstellen hoe mensen hier op de hellingen zitten om te luisteren of samen te zingen. Vaderlandslievend zijn ze hier zeker.
Zo halverwege de route zien we de twee eilandjes Koltur en Hestur voor ons opdoemen. Daarachter ligt het grotere eiland Sandoy waar je vanaf volgend jaar ook per tunnel kunt komen. Het uitzicht op deze wandeling schijnt kenmerkend te zijn voor wat je op deze eilanden kunt verwachten: doorkijkjes over en langs kale rotsen omgeven door water. Het is vooral de leegte die het hier zo bijzonder maakt, een landschap wat hier al eeuwenlang onveranderd ligt.

Een legende vertelt over een jongeman van het eiland Koltur die verliefd werd op een meisje op Hestur. Uiteraard mocht niemand hier iets van weten, het stel ontmoette elkaar in het geheim. De jongen zwom met het tij mee naar het andere eiland en zwom na verloop van tijd weer met het tij terug naar huis. Helaas ontdekte de vader van het meisje wat er aan de hand was en joeg de jongen bij aankomst meteen terug met als dreigement hem te doden indien hij niet zou gaan. De jongen moest dus wel terug. Niemand heeft daarna meer van hem gehoord. Er wordt gezegd dat er als (zijn) wraak een draaikolk in de Koltursund (het fjord bij Koltur) is ontstaan.
In al deze ongerepte natuur zien we opeens een wit kerkje aan de horizon te voorschijn komen. Kirkjubøur ligt voor ons. Terwijl we naar beneden lopen (alweer ‘challenging’!) zien we vlak voor de kust het hele kleine eilandje Kirkjubøhólmur. Ooit was dit verbonden met het dorp op het vasteland en als je goed kijkt zie je er nog steeds ruïnes van huizen staan. Van het dorpje zelf zijn, na een hevige storm in de 16e eeuw, maar een paar huisjes overgebleven. De houten huisjes die nu nog bewoond worden zouden tot de oudsten van Europa behoren. Zoals gezegd wordt Kirkjubøur gezien als de belangrijkste historische plek van de Faeröer. Hier vind je de ruïnes van de Magnus kathedraal, de St Olav’s kerk (Olavskirkjan) en een blokhut uit de 11e eeuw, een zogenaamde Roykstovan (rookkamer oftewel de woonkamer op de boerderij in vroeger dagen) waar ooit de bisschop heeft gewoond.

Het witgeschilderde kerkje is markant en duidelijk van een afstand zichtbaar. Het is de oudste nog in gebruik zijnde kerk op de eilanden. Erachter liggen de resten van de kathedraal uit 1300. Ze zien er indrukwekkend uit, maar het schijnt onduidelijk te zijn of de kathedraal ooit afgebouwd is geweest. Op dit moment wordt het hele terrein door schapen bewoond. De huisjes hier zouden volgens overlevering allemaal uit drijfhout zijn opgebouwd. Voor een omgeving zonder bomen ben je dan afhankelijk van hout wat hier kennelijk royaal aanspoelde. Dichtbij het water zien we echter ook nog een paar ‘authentieke’ huisjes opgebouwd uit rotsblokken en voorzien van een grasdak. Achter deze huisjes vinden we een ideaal plekje, uit de wind, voor een (meegebrachte) kop koffie en een lunch, terwijl we uitkijken over het fjord en genieten van alles om ons heen. Wat een indrukken!