Friese Woudenpad: 5, 6 & 7
We laten het Lauwersmeer gebied langzaamaan achter ons en zijn nu op weg naar Dokkum. We gaan lopen, volgens ons boekje, ‘door een typisch zeeklei landschap met verre horizonten waartegen zich af en toe een terpdorp aftekent.’ Zoals de naam al aangeeft, is het zeeklei landschap gevormd door de zee. Tijdens vloed zocht het zeewater zijn weg over het land via kronkelende kreken of prielen. Bij elke vloed nam het water nieuwe sediment deeltjes mee en bij eb bleven deze deeltjes op het land achter. Door dit voortdurende proces van aanvoer en bezinking werden de slikken steeds hoger. De dikke lagen klei in het huidige zeekleigebied zijn daarvan de restanten. Het zeeklei landschap is verder vlak en open. Op zeekleigronden vindt meestal grootschalige landbouw plaats, want kleigrond is namelijk erg voedselrijk, houdt lang water vast en levert grote opbrengsten per hectare. Na Dokkum zal het landschap zichtbaar veranderen, dus we moeten nu van de gelegenheid gebruik maken om de omgeving rondom tot ons te nemen. Dat gaat vast lukken!
We starten in Ee, een plaatsje met de kortste plaatsnaam van ons land. Zo kort dat het zelfs niet te vinden is op ons navigatie systeem. Ee is een klein terpdorp, al ontstaan in de 10e eeuw, met een beschermd dorpsgezicht. De kerk staat ook hier op de top van de terp en vormt het centrale punt van het dorp. Hij dateert uit omstreeks 1220 en is gewijd aan Gangulfus. Tot 1580 was het een Rooms Katholieke Kerk, vanaf 1816 werd het de Nederlands Hervormde Kerk en sinds de fusie van de beide kerken: Tsjerke op ‘e Terp.

Gangulfus, Gangolf, Gandouffe of misschien zelfs Gandalf 😉 was een grootgrondbezitter, ridder en hoveling in Bourgondië tijdens de regeerperiode van Pepijn de Korte (714-768). Volgens de legende was hij een vertrouweling van deze Pepijn, die op één van zijn jachttochten een wonderbaarlijke bron heeft ontdekt. Zo bijzonder dat toen Gangulfus vermoedde dat zijn vrouw hem bedroog met een priester (zijn vrouw ontkende), hij haar vroeg of ze haar hand in de bron wilde steken. Haar hand kwam verbrand uit de bron, waarmee haar overspel werd bevestigd. Hij stuurde zijn vrouw weg en verbande de priester. Die nam (natuurlijk) wraak en vermoordde Gangulfus. Sint Gangulfus staat nog steeds bekend als de beschermheilige (patroon) van de leerbewerkers, schoenmakers, kinderen en paarden en wordt aangeroepen tegen kniepijnen, huid- en oogziekten en bij echtelijke moeilijkheden en ….. je raadt het al….. overspel. Hoe hij vanuit Frankrijk in Friesland terecht is gekomen? Hij werd door de koning naar de noordelijke Nederlanden gezonden om de heidenen te bekeren. Bisschop Wulfram (een beer van een man) werd meegevraagd als lijfwacht, want in Friesland was het toen nog gebruikelijk dat mensen, ook kinderen, na door het lot te zijn aangewezen, werden geofferd aan de Germaanse/Friese goden. Het waren beslist andere tijden! De ‘omgong’ rond de kerk is een mooi stukje in het dorp met oude, mooi gerestaureerde huizen, een oude waterpomp en uiteraard een mooi onderhouden kerkhof. Op dit kerkhof staat een bijzonder monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog. Dokter Jarl Ruinen was, ten tijde van WOII, huisarts in Ee en heeft veel gedaan om Joodse mensen een onderduikadres te geven. Nog tijdens de oorlog werd hij echter opgepakt en geëxecuteerd.
Met een hoop informatie en goede zin lopen we, over een klinkerweg, het dorp uit op weg naar het Dokkumergrootdiep, de vroegere verbinding tussen de stad Dokkum en de open zee.


Langs het water ligt een oude steenfabriek van rond 1800. Friesland was vroeger zeer bekend om zijn baksteenindustrie. Ondertussen zijn de meesten verdwenen. Deze fabriek staat er nog wel, maar daar is ook alles mee gezegd. Wat een rotzooi, wat een vergane glorie. Jammer! We lopen verder langs het water en genieten van een voorzichtig zonnetje wat af en toe door de wolken probeert te piepen. Verder is het behoorlijk koud met een harde wind uit het oosten. We moeten stevig doorstappen om warm te blijven. Bij de grote weg aangekomen buigen we af naar links en zien we de torenspits van Dokkum al in de verte liggen. Hoewel we over een fietspad lopen, is dit geen bijzondere weg, Met recht een overbruggingsstukje om in Dokkum te kunnen komen.
Dokkum zelf, de meest noordelijke stad van Nederland, wordt vaak in één adem genoemd met Bonifatius. Bonifatius was een man met een missie. De Engelse missionaris reisde naar Friesland om de Friezen te bekeren. Een makkie dacht hij, want zijn eigen Angelsaksische taal leek op het Oudfries, dus de communicatie kon toch zeker geen probleem zijn? De reis naar Dokkum leek wel iets op een parade toen de hoogbejaarde Bonifatius (ongeveer tachtig) in 754 met zijn gevolg naar Friesland trok. Voor de Friezen deed de bekeringsexpeditie echter denken aan een oprukkend leger. Ze grepen in, blokkeerden de weg en maakten korte metten met hem en zijn gezelschap. Bonifatius werd in Dokkum vermoord. Maar Dokkum is meer dan alleen een bedevaartsoord. Ze zeggen zelf: ‘we staan met beide benen in de klei.’ Het verhaal vervolgt: ‘met de Waddenzee en het Lauwersmeer gebied als natuurrijke achtertuin, is een week al snel te kort om vanuit Dokkum alle uitstapjes te maken die dit Hoge Noorden te bieden heeft. Het ligt niet aan het einde van de wereld, maar je kunt het vanaf daar wel zien.’

Wij zien ondertussen, het ons bekende, Grand Café de Waegh opdoemen in een zijstraatje en besluiten dat we toe zijn aan een lekkere warme lunch. Het restaurant zit in een monumentaal pand wat in 1754 werd gebouwd als boterwaag. Hier werd boter gewogen. Het recht op een waag was vroeger één van de stadsrechten en handelaren werden verplicht producten, zoals kaas en boter, in de stadswaag te laten wegen. Een waag bevorderde de eerlijke handel, want de gewichten waren officieel vastgesteld. Een onmisbaar iets voor de stad als betrouwbaar handelscentrum. Na de lunch wandelen we op ons gemakje verder. Er is veel te zien. Mooie gevels, prachtig stadhuis, molens, kerken, een stadswal, kades, een oude kapel en zelfs een zoetwaterbron. Veel is toch te danken aan Bonifatius. Vanaf eind 19e eeuw werd Dokkum vanwege de marteldood van Bonifatius een bedevaartsoord. Er doken zelfs plotseling allerlei beenderen van de heilige op, die later allemaal vals bleken te zijn. Ondanks zijn dood ging de kerstening van de Lage Landen gewoon door. Veel christenen kwamen eveneens naar Dokkum voor de Bonifatiusbron. Het verhaal gaat dat hier spontaan zoet (!) water uit de grond opwelde toen het paard van Bonifatius met zijn hoef op de grond stampte of omdat Bonifatius zelf hier met zijn staf op de grond tikte (verschillende bronnen, andere versies). De bron heeft Dokkum eeuwenlang van zoet water voorzien, wat als een wonder werd beschouwd in deze zilte omgeving. Dat middeleeuwse bronwater bleek trouwens niet echt lekker en als het water niet te drinken is, dan maak je bier. Bier was in de Middeleeuwen veiliger dan het vervuilde stedelijke water en voedzamer, want in graan en gist zitten vitamine B en voedingstoffen. Een middeleeuws ‘mensch’ sloeg ongeveer 300 liter bier per jaar achterover, dat is bijna een liter per dag. Wat doet de moderne mens tegenwoordig?
Naast alle andere wetenswaardigheden is Dokkum zeker ook bekend vanwege de elfstedentocht. Hoewel deze de laatste jaren niet meer is gereden blijft het elk jaar een spannende tijd.

De eerste Elfstedentocht werd in 1909 gereden volgens het web: ‘Vroeg in de ochtend van 2 januari 1909 arriveren rijders van de allereerste Elfstedentocht in Dokkum. Vanwege de invallende dooi wordt de tocht in 1909 drie dagen eerder gereden dan aangekondigd. Toch zijn er veel schaatsers die het niet aandurven. Slechts 23 rijders verschijnen aan de start in Leeuwarden. De voorzitter waarschuwt hen: ‘Doe in het begin kalm aan, want wie het eerst in Dokkum is, zou weleens het laatst in Stavoren kunnen zijn.’ Het keerpunt in Dokkum is nog steeds één van de meest markante punten van de Elfstedentocht. We zien de bankjes, waarvan twee in de vorm van Friese doorlopers, op de kaden die de draai, die schaatsers hier moeten maken, symboliseren. Sinds 1929 is Dokkum trouwens de laatste stempelpost geworden. De reden? Veiligheid, want de rijders kunnen verdwalen op de Friese Meren in het donker.