LENTE IN DE LUCHT

Friese Woudenpad: kaarten 14 & 15

Volgens een Chinees spreekwoord wordt de lente eerder herkend door de planten dan door de mens. Dat merken wij ook vandaag. Als we van huis vertrekken is het net boven nul, het ijs nog zichtbaar op onze autoruiten. Aangekomen in Harkema, waar we onze wandeling gaan beginnen, staan de sneeuwklokjes volop in bloei. Eenmaal onderweg zien we zachtgele elzenkatjes wiegen in de opkomende zon en even later zelfs een forsythia volop in bloei. Zo vreemd is dat kennelijk toch niet, want de forsythia staat symbool voor hoge verwachtingen en met haar gele bloem staat ze ook wel symbool voor de lente zon. Wist je trouwens dat er elzenkatjes en -katertjes bestaan? Elzen hebben zowel vrouwelijke als mannelijke bloemen op dezelfde plant. Ze worden natuurlijk allebei katjes genoemd, maar katertjes dekt de lading in dit geval misschien beter? Het verschil is duidelijk te zien. De mannelijke katjes zijn langwerpig en hangen. De vrouwelijke katjes zijn meer eivormig, klein, groen en staan min of meer rechtop. Na de bevruchting groeien ze uit tot groene, ribbelige kegeltjes. Deze rijpen in de herfst tot de zogenoemde elzenproppen. Zijn de ‘katertjes’ dan alleen voor de ‘mooi’? Ik lees dat elzen met hun opvallende, mannelijke katjes inderdaad worden gezien als voorbodes van de naderende lente. Samen met de sneeuwklokjes spreken ze tot de verbeelding van de wandelaar. Dat klopt zeker!

Terug naar het begin. We starten dus in Harkema en hebben daarmee een stukje overgeslagen vanwege de afstand. We hebben niet zoveel tijd vandaag….. De Harrekieten (inwoners van Harkema) leefden op zandgronden. Ze leefden van het afgraven van veen en turf dat gebruikt werd voor brandstof. Toen het op was en de grond leeg was, hadden ze geen werk meer. ‘Ze gingen wonen waar ze gewerkt hadden en daar ontstond de heide. Ze werden aan hun lot overgelaten, maar probeerden hier te overleven en aan werk te komen, dat er vaak niet was. Er was vooral heel veel honger, dood, verderf, ziekte, criminaliteit en alcoholisme. Het was heel armoedig.’

Harkema (vroeger Harkema-Opeinde) werd na WOII, volgens een artikel in Het Vrije Volk in 1949, beschouwd als een dorp zonder bestaansmogelijkheden, waar 35 jaar eerder het ‘kwade volk’ (uitgestotenen van de samenleving) uit Friesland zich had verzameld en zo was uitgegroeid tot het ‘ellendigste’ van Friesland. De in ‘verwildering’ opgroeiende kinderen dreigden ‘niets anders te worden dan wat hun vaders zijn’. De bewoners zelf waren het hier (uiteraard) niet mee eens en lieten zich dus ook niet verplaatsen naar andere dorpen. Ze verbeterden hun eigen leefsituatie door zelf nieuwe huizen te bouwen; tussen 1953 en 1964 verrezen hier zeker 300 nieuwe woningen, die voor het grootste deel bestonden uit particuliere bouw.

Net buiten Harkema ligt het themapark en openlucht museum Spitkeet. Hier kun je zien hoe de armste Friezen tussen 1850 en 1950 leefden in deze streek. Een dominee schreef over het hier wonen in de negentiende eeuw: ‘Een woning ……..!? Niets anders dan een paar muren van plaggen, met vóór in een paar kleine ruitjes, waar de glazenmaker heusch niet veel aan verdiend had’. De mensen waren erg arm en de omstandigheden waren erbarmelijk. Soms met weinig meer dan schrale heide, wat schapen en een holwoning als onderdak. Had je het iets beter, dan had je een spitkeet. Een uiterst eenvoudige plaggenhut met één kamer waar soms meerdere gezinnen in woonden. We zien de huisjes op afstand liggen, maar het park is gesloten waardoor we zelf niet kunnen ervaren hoe klein en armoedig het allemaal is geweest. 

Openlucht museum ‘Spitkeet’ (foto internet)

De hele route naar Rottevalle lopen we eigenlijk over een kaarsrecht, historisch wandelpad, t.w. de Mȗntsegroppe (monnikengreppel). Deze naam komt al voor op kaarten uit 1540. Het pad is een oude grenslijn tussen verschillende veengebieden en loopt van het klooster Olijfberg in Veenklooster naar het klooster in Smalle Ee. De weg is omgeven met begroeide houtwallen, gemaakt omdat mensen vroeger het vee langs deze weg naar de weilanden dreven. Om te voorkomen dat koeien en schapen ontsnapten, werden er aan beide zijden houtwallen aangelegd. Ondanks dat het ondertussen haast lenteachtig aanvoelt, is het nog steeds winters kaal om ons heen. Waarschijnlijk komt de sfeer van dit landschap beter tot z’n recht met bloeiende bermen en bomen en struiken in het blad?

Mûntsegroppe of monnikengreppel (RK)

Ondertussen zijn we in Rottevalle aangekomen. Rottevalle is een zogenaamd vaartdorp waarvan de naam voor het eerst voorkomt in 1622 en dat in het midden van de 17de eeuw aan de Lits is ontstaan. De Lits is een veenstroom, een gekanaliseerde rivier, die van Rottevalle naar het meer De Leyen loopt. Het dorp is ooit begonnen als een verzameling van een herberg, een bierbrouwerij en een molen. Vertegenwoordigers van de essentiële levensbehoeften ;). Tegenwoordig staat Rottevalle op de kaart door het Michelin sterren restaurant ‘De Herberg van Smalingerland’ aan het Muldersplein. Volgens de Michelin gids ‘ademt deze 18e eeuwse herberg de sfeer van vervlogen tijden, heeft het karakter en beschikt het over een mooie binnentuin. De keuken staat met zijn voeten stevig in het heden. De chef kookt creatief en zoekt naar verrassende combinaties. Dat hij daarvoor graag Friese kwaliteitsproducten gebruikt, laat zich smaken.’ Lijkt me zeker een culinaire ervaring om nog eens te proberen! 

‘It Masterpleintsje’ in Rottevalle

We lopen Rottevalle uit via de fietstunnel onder de weg en worden verrast door de graffiti op de muren. Tussen de vele namen en amateuristische kladders vinden we kleine pareltjes, haast kunst. Mooi om te zien. We zijn onderweg naar ons eindpunt van vandaag: Houtigehage.

Graffiti in de fietstunnel bij Rottevalle

Tot in de eerste helft van de 18de eeuw lagen in deze streek hoge venen. Toen in het midden van de 18de eeuw dat werk was gedaan, werd ook hier het geruïneerde landschap aan zijn lot overgelaten en ontwikkelde zich een heidegebied, waarop armoedzaaiers wat stukjes grond in cultuur probeerden te brengen om in hun bestaan te voorzien. Houtigehage bestond toen uit een verspreid liggende verzameling spitketen. Johannes Antonie Visscher, predikant aan het begin van de 20ste eeuw, trok zich het lot van Houtigehage aan, publiceerde over de ‘arme Friesche heide’ en heeft veel werk verzet voor de verdere ontginning. De hoofdstraat is dan ook naar hem vernoemd.

Het verhaal gaat dat er vroeger geen school was in het dorp. De mensen die er toen woonden (zo’n zeventig jaar geleden) wilden een school bouwen op de plek waar nu de ‘Skoallewyk’ is. Ze konden daar geen bouwplaats krijgen omdat de weduwe, die er toen woonde, niet wilde dat er op haar erf gebouwd werd. Ze weigerde om een stukje tuin af te staan voor de school, want ze had een grote haag voor haar ramen staan die niet verwijderd mocht worden. Uiteindelijk haalde de vrouw bakzeil en kwam de school bij de ‘houtige haag’ te staan, hetgeen de oorsprong van de naam van het dorp verklaart. 

Dat gedeelte van het dorp is echter voor de volgende etappe, want we zien onze fietsen al staan. Het wandelen zit erop voor vandaag. Op een bankje op de hoek van de straat genieten we nog even van de lente in de lucht met een kop koffie en een broodje. 

Oeps…….. 😉

Ondanks dat dit geen spectaculaire wandeling was, hebben we zeker genoten van de verhalen en het zachte weer. Het is zoals de schrijver Stanley Horowitz beweerde: ‘De winter is een ets, de lente een aquarel, de zomer een olieverfschilderij en herfst is een mozaïek van al deze.’ De (aankomende) lentedag vandaag kent, net als een aquarel, een bijzondere kleurintensiteit en lichtsterkte. We hebben nu al zin in meer van dit soort dagen!

WINTERS WANDELEN

Friese Woudenpad: kaarten 10 & 11

Het is heerlijk winterweer; koud met weinig wind en een aan krachten winnend zonnetje. Ideaal weer om een stukje te lopen van ons lange afstandspad. In ons enthousiasme letten we echter niet voldoende op, waardoor we meteen in het begin al de verkeerde kant opgaan. De bordjes waarop historische feitjes vermeld worden, trekken onze aandacht en ook de bekende wit-rode tekens geven ons, naar later blijkt, toch de verkeerde informatie. Zo lopen we eerst langs de Kûkhernerwei 16, waar jarenlang twee houten woningen hebben gestaan waar op de voorste in grote witte letters ‘Moederzorg’ geschilderd was. Behalve het bordje doet niets meer aan deze tijd denken. Het verhaal gaat dat dit huis bewoond werd door een echtpaar wat handelde in oud papier, lompen en metalen. De man was zwaar reumapatiënt en kon daardoor heel moeilijk lopen en ook nauwelijks meehelpen in de werkzaamheden. Alles kwam eigenlijk neer op zijn vrouw: ‘sy soarge foar alles en eltsenien.’ Vandaar de naam op de woning. Echt een heel ander verhaal dan ik aanvankelijk dacht. Moederzorg riep bij mij een associatie met kraamzorg of kinderopvang op ;). Even later lopen we aan de andere kant van de weg langs het geboortehuis van de ‘skriuwer’ Theun de Vries. Hij heeft heel veel historische en sociale romans geschreven, maar zijn bekendste boek is waarschijnlijk wel ‘Het meisje met het rode haar’ over de verzetsstrijdster Hannie Schaft. Als we tenslotte, aan het eind van de weg, bij de Swettetsjerke en de pastorie uitkomen, beseffen we dat we echt verkeerd zijn gelopen. We moeten helemaal terug naar ons beginpunt. Zo wordt een wandeling van een kleine tien kilometer opeens toch nog een uitdaginkje (tenminste voor mij). Eenmaal op de goede weg komen we nog een laatste bord met historische informatie tegen. Op de Kûkhernewei  46 stond vroeger buitenplaats ‘Jagtlust’. Dat roept herinneringen op aan het gelijknamige boek van Annejet v.d. Zijl. ‘Iedereen sprak erover en wilde ernaartoe: het mythische Gooise buitenhuis Jagtlust, waar jonge kunstenaars als Remco Campert, Fritzi ten Harmsen van der Beek, Gerard Reve en Peter Vos samen met rijkeluisjongeren de verbeelding aan de macht brachten.’ Er zijn meer buitenhuizen die Jagtlust heten…….

De plek van voormalig Jagtlust Kûkherne

‘Ons’ huis werd rond 1758 gebouwd. Kort daarna werd kantonrechter (Wylde) Wybe Van Haersma de eigenaar. Volgens overlevering kwamen de Nassau’s er vaak jagen. Dit zouden dan in de 17e eeuw de Friese stadhouders geweest kunnen zijn. In 1824 wordt het huis verkocht aan de arts Petrus Feenstra. In de tuin werd een grote vijver gegraven en de grond die daarbij vrij kwam, werd weer gebruikt voor de aanleg van een grote heuvel waarop een belvédère gebouwd werd. Op deze belvédère bouwde hij een telescoop waarmee hij het heelal bestudeerde. De inwoners van Kuikhorne zeiden spottend, dat hij zijn wijsheid uit de sterren las. In 1906 werd het huis afgebroken om plaats te maken voor een ‘gewoon’ royaal huis. Al met al hebben we er ondertussen al 5 kilometer wandelen opzitten en hebben we zin in een kop koffie. We lopen inmiddels over een modderig zandpad en wanen ons ver weg weg van de drukte rondom ons. Op diverse plekken zien we de sneeuwklokjes en krokussen al boven de grond staan. Ons voorjaarsgevoel wordt hierdoor zeker versterkt. Een laagje kleding verdwijnt daar in de rugzak, maar we zijn nog niet zo avontuurlijk als de wandelaars die ons in korte broek en t-shirt passeren.

De lente is in aantocht…….

In ons boekje staat opeens het woord ‘broodtekst’ onder de informatie over dit stuk. Wat wordt hiermee bedoeld? Is dit iets bijzonders of misschien een aanduiding? Even nazoeken leert dat het hier waarschijnlijk gaat om een indicatie van de drukker, want de begrippen broodtekst en broodletter zijn afkomstig uit de boekdrukkunst. De kleinere lettertypen, die gebruikt werden voor het drukken van boeken, werden broodletters genoemd. Dat was het grootste deel van het werk, oftewel het ‘dagelijks brood’ voor de drukker. Vandaar dat boekletter, de oorspronkelijke naam, omgedoopt werd tot broodletter. Het stuk tekst dat gedrukt werd in broodletter ging logischerwijs broodtekst heten. Grappig!  

We zijn nu onderweg naar Jistrum en Skûlenboarch, ons eindpunt voor vandaag. We lopen eigenlijk in een boog, via een kronkelige zandweg, om Jistrum heen. Later op de fiets rijden we nog even langs de kerk, het opvallendste kenmerk van het dorp. Het is een kerk uit het begin van de dertiende eeuw met als meest opvallende kenmerk de kleine ruitjes in het schip van de kerk, ook wel leprozenruitjes genoemd. Hier hebben we al eerder over gehoord. Parochianen die, vanwege deze ziekte, de kerk niet in mochten, konden op deze manier buiten toch de mis volgen.

De kerk van Jistrum
Met het ‘leprozen raampje’ (RK)

We laten Jistrum achter ons en gaan over een houten brug verder over een fietspad richting Prinses Margriet kanaal. Het laatste stukje lopen we langs een afmeerplek voor grote schepen, waar een bord aangeeft dat hier de auto’s van de binnenvaartschepen getakeld kunnen worden. Het is rustig vandaag, alleen de ganzen produceren het nodige lawaai. 

Een onbekend bord voor ons

In de verte zien we de brug over het ‘Kolonelsdiep’ of Caspar de Roblesdiep, een kanaal wat in 1955 onderdeel van het Prinses Margrietkanaal kanaal van Stroobos naar Lemmer werd. De brug wordt door de provincie inmiddels aangeduid als een ‘acuut knelpunt’. Hetgeen zoveel betekent dat de brug direct aan vervanging of onderhoud toe is. De brug is ons eindpunt, iets eerder dan op de kaart aangegeven i.v.m. de parkeermogelijkheden. Hoewel ons ritme er nog niet helemaal inzit, hebben we vandaag weer heerlijk gewandeld. Zulke dagen smaken naar meer! We moeten zeker ook nog eens terug om de schierstins (naar de  grijze (schiere) monniken) te bekijken bij Veenwouden. Een steenhuis uit 1300 van dikke baksteen waar voorname families zich konden terugtrekken bij gevaar.