STOOM & WATER

Het is ondertussen alweer ruim een week geleden dat wij, in een klein gezelschap, een speciaal bezoek mochten brengen aan het Ir. D.F. Woudagemaal. Speciaal vanwege het feit dat er op dat moment geen andere bezoekers aanwezig zijn opdat wij in alle rust foto’s kunnen maken van en in dit grootste nog werkende stoomgemaal ter wereld.

201906 ir Wouda gemaalRiepko Krijthe326-EditHet Woudagemaal vanaf het water (foto: RK)

Stoomgemalen zijn vanaf het eind van de 18e eeuw in Nederland in gebruik. Om precies te zijn werd de eerste stoompomp in 1787 ingezet in Rotterdam en wel in de Blijdorpse polder in het noorden van de stad, waarnaar de wijk Blijdorp en de Diergaarde Blijdorp zijn genoemd.  Een Rotterdamse horlogemaker, Steven Hoogendijk, kreeg toestemming van het polderbestuur om een stoomgemaal te bouwen. Het debiet, de hoeveelheid water dat per tijdseenheid getransporteerd wordt, bedroeg een kleine 50.000 liter per minuut. Het nieuwe stoomgemaal kon meteen aan het werk. Verschillende wijken hadden in datzelfde jaar te kampen met grote wateroverlast. Door verbindingen te maken met het nieuwe stoomgemaal kon het overtollige water binnen anderhalve maand worden weggepompt. De boeren vonden de kosten voor het gemaal echter te hoog, waardoor het in 1791 alweer werd ontmanteld. Het succes bleek wel groot genoeg om deze manier van pompen in andere delen van Nederland te proberen, want dit maakte de aanpak van grotere projecten mogelijk. Zo maalden de stoomgemalen Leeghwater, Cruquius en Lynden tussen 1849 en 1852 de Haarlemmermeer leeg en waren de stoomgemalen Spaarndam en Halfweg noodzakelijk om datzelfde meer daarna in te polderen.

201906 ir Wouda gemaalRiepko Krijthe16-Edit.jpgHet stoomhuis (foto: RK)

Wat is er gebeurd met al deze gemalen? Het gemaal bij Halfweg (1852) is nog steeds het oudste, werkende stoomgemaal. Cruquius (1849) was ooit het grootste stoomgemaal ter wereld, maar bezit nu geen stoomketels meer en Lynden (1849) is omgebouwd tot een dieselgemaal, evenals Leeghwater (1845) en Spaarndam (1844). De bloeitijd van de stoomgemalen lag in de 19e eeuw, maar in 1920 werd het Woudagemaal nog gebouwd met een debiet van maar liefst vier miljoen liter water per minuut! Om het een en ander in perspectief te zetten: het Woudagemaal kan in 48 uur het hele Sneekermeer leegpompen en een Olympisch zwembad in 35 seconden…………

_DSF44855695620190616-Edit.jpgAan de muur (foto: IK)

Dit gemaal werd geopend door koningin Wilhelmina en had als taak overtollig water vanuit Friesland in de Zuiderzee, later het IJsselmeer, te pompen. Gedurende de winters daarvoor stonden grote delen van Friesland onder water, waarop besloten werd een stoomgemaal bij Lemmer te bouwen om de overlast tegen te gaan. Het gemaal is vernoemd naar Ir. Dirk Frederik Wouda, die destijds, als hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat, verantwoordelijk was voor de stijl en de uitvoering van het gebouw. Vroeger heette het gemaal het Stoomgemaal Tacozijl, het ligt vlakbij het buurtschap Tacozijl, maar sinds 1947 draagt het de naam van de ontwerper als dank voor zijn werk. In 1966 nam het elektrische Hooglandgemaal in Stavoren de werkzaamheden grotendeels over, maar als de spuisluizen bij Harlingen en Dokkummer Nieuwe Zijlen en het elektrisch Hooglandgemaal in Stavoren het water niet meer kunnen afvoeren, wordt het Woudagemaal nog steeds ingezet om het teveel aan water weg te pompen. Tijdens de laatste storm van ruim een week geleden heeft het gemaal nog zes dagen gedraaid omdat de wind verkeerd stond voor Stavorense gemaal.

_DSF44625693320190616-Edit.jpgSmering (foto: IK)

Wij worden opgehaald van de parkeerplaats en lopen achter onze gids het gebouw binnen. Het is een imposant gebouw, ontworpen door Wouda zelf, in de stijl van het zogenaamde Rationalisme, een voorloper van de Amsterdamse School. Het rationalisme is een reactie op de stijlen van eind 19e eeuw en wil de functie en constructie van een gebouw duidelijk zichtbaar maken. In Nederland wordt deze stroming voornamelijk verbonden aan Berlage (Beurs van Berlage in Amsterdam). Gebruik van bakstenen, zichtbaar dragend metselwerk, ijzeren constructies, betonnen balken en bogen zijn belangrijke kenmerken. Ornamenten worden zoveel mogelijk vereenvoudigd of helemaal achterwege gelaten. Regelmaat en eenheid voeren de boventoon. De website brengt het lyrisch: ‘Stalen spanten, het gebruik van natuursteen, eikenhout, uitgekiende kleuren en veel sierranden zorgen er samen voor dat de machinehal van het Woudagemaal het gevoel geeft alsof u een kathedraal binnenloopt.’ Dat gevoel heb ik er niet helemaal bij, maar het is ontegenzeggelijk indrukwekkend.

201906 ir Wouda gemaalRiepko Krijthe156-Edit.jpgAlles heeft een eigen kleur (foto: RK)

Onze gids moet duidelijk wennen aan zijn ‘nieuwe’ functie. Deze keer geen aandachtige toehoorders, maar mensen die voornamelijk oog hebben voor de vormen, kleuren, diepte en lijnen die de ruimte laat zien. Zodra iemand van ons even opkijkt, staat hij onmiddellijk klaar om zijn verhalen te vertellen. Hij weet er dan ook erg veel van. Het is boeiend hem te horen vertellen dat de bouw pas is begonnen in 1916, terwijl het ontwerp al twee jaar eerder klaar was. Er waren echter geen bouwmaterialen voorhanden als gevolg van WOI en ook het weer zat vaak niet mee. In 1918 was de schoorsteen klaar, maar negen dagen later was het mis toen de bliksem insloeg. De schoorsteen bleek dermate beschadigd dat hij helemaal afgebroken moest worden. Grappig is te weten dat de schoorsteen op 7 augustus dit jaar haar 100ste verjaardag viert. Amateur kunstenaars mogen die dag een schilderij maken met de schoorsteen als middelpunt. Aan het eind van de dag zal de zoon van de schoorsteenbouwer een lezing geven over de schoorsteen zelf. Het gemaal zelf viert haar honderd jarig jubileum pas volgend jaar.

201906 ir Wouda gemaalRiepko Krijthe33-Edit.jpg‘Stilleven’ (foto: RK)

Hij vertelt verder dat het gemaal gemiddeld zo’n 12 tot 14 keer per jaar werkt. Gelukkig dient het niet alleen als hulpgemaal. De 60 meter hoge schoorsteen is bijvoorbeeld een herkenbaar baken voor schippers op het IJsselmeer en daarnaast zijn het gebouw en de stoommachines trekpleisters voor architectuur- en stoomliefhebbers. Het gemaal is sinds 1977 een beschermd monument en staat vanaf 1998 op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Werelderfgoed is ‘cultureel en natuurlijk erfgoed dat wordt beschouwd als onvervangbaar, uniek en eigendom van de hele wereld, en waarvan het van groot belang wordt geacht om te behouden.’ Nederland heeft tien erkende werelderfgoederen. Ze vertellen ‘op bijzondere wijze het verhaal van Nederland en de Nederlanders op het gebied van waterbeheer, burgersamenleving en (land)ontwerp.’ Hieronder vallen, voor mij, slechts een paar bekenden, zoals de Waddenzee (2009), de grachtengordel van Amsterdam (2010) en nu dus ook het Woudagemaal. Nog maar zeven te gaan :).

201906 ir Wouda gemaalRiepko Krijthe308-Edit-2.jpgHet werk zit erop (foto: RK)

De tijd vliegt voorbij en de volgende groep komt binnen druppelen. Het is gedaan met onze rust en ruimte, het gewone leven dringt weer binnen in onze ingetogen, haast serene wereld. Met vele gemaakt foto’s als tastbaar bewijs bedenk ik dat het vast de moeite waard is om nog eens terug te komen als het gemaal daadwerkelijk onder stoom staat. Dat moet een surrealistisch beeld geven. Alhoewel …… onze gids eindigt zijn verhaal met het weetje dat echte stoom of waterdamp onzichtbaar is. Volgens hem is het een veel voorkomend misverstand dat de (zichtbare) stoomwolken ‘stoom’ genoemd worden, terwijl het in werkelijkheid wolken van zeer fijne waterdruppeltjes zijn.

Hoe het ook zij, stoom en water blijven intrigeren in welke hoedanigheid dan ook.

 

DIEPERE BETEKENIS

Zomaar opeens komen we met iemand in contact die een opleiding volgt aan de fotoacademie. Hoewel ze op dit moment in haar eerste jaar bezig is, laat ze ons een scala aan onderwerpen en vaktechnische vaardigheden zien waaronder een reproductie van een bekend stilleven. Onder een stilleven wordt een groep voorwerpen verstaan die allemaal stil staan (hahaha). Officieel wordt het stilleven omschreven als ‘een artistieke compositie (schilderij, tekening, foto) van roerloze of levenloze objecten, die met zorg zijn belicht.’ Compositie, toonwaarde en kleur zijn belangrijke voorwaarden.

Het stilleven is van alle tijden, het kan heel realistisch zijn, maar tegelijkertijd kan het ook bol staan van de symboliek. Een goed voorbeeld is een ‘memento mori’ waarbij een combinatie van een bijbel en een menselijke schedel wordt weergegeven. Memento mori is Latijn voor ‘denk eraan dat je op een dag gaat sterven’. Dit thema ligt dichtbij ‘carpe diem’ (pluk de dag). Het verschil van interpretatie hangt af van de tijdsperiode waarin je je bevindt. In de Middeleeuwen werd meer gedacht aan het feit dat je, als je gaat sterven, voor het aangezicht van God moet verschijnen, terwijl men vandaag de dag meer het principe van ‘maak plezier’ aanhangt. Het moge hiermee duidelijk zijn dat stillevens zich lenen voor meervoudige interpretaties. Er is in 1614 zelfs een naslagwerk gemaakt (de Sinnepoppen) door Roemer Visscher dat nu nog vaak wordt geraadpleegd bij de interpretaties van stillevens. Geen sinecure dus! Mijn interesse is gewekt, helemaal omdat we met onze cursus Kijken ook aandacht aan het stilleven hebben besteed.

In de 17e eeuw is de vergankelijkheid van het leven het thema van het zogenaamde ‘vanitas’ stilleven. Het woord Latijnse woord betekent ijdelheid en leegheid. Ik lees dat met schedels, gedoofde kaarsen, verwelkte bloemen, zeepbellen, vergane boeken, muziekinstrumenten, klokken of omgevallen glazen de ijdelheid, tijdelijkheid en zinloosheid van het aardse wordt gevisualiseerd. Het voorbeeld van een memento mori past hier duidelijk helemaal in. Daarnaast zijn er nog tal van andere soorten stillevens, wat te denken van een ‘ontbijtje’ (stilleven met brood, messen, vis en dingen die tijdens een maaltijd aan het eind van de ochtend gegeten werden), een ‘toebackje’ (met pijp en tabak) of een ‘banketje’ (met rijkgevulde pastei)? Daarnaast zijn er natuurlijk nog ‘het fruitstuk’, ‘het bloemstuk’, ‘het jachtstuk’ en meer van dit soort duidelijke varianten. Tot slot kan met een stilleven de rijkdom van de opdrachtgever van het schilderstuk gesymboliseerd worden in het zogenaamde pronkstilleven. Keuze te over, lijkt me.

Robert_Campin_-_L'_Annonciation_-_1425.jpg‘Annunciatie’ – Robert Campin (bron: internet)

In het kader van de symboliek wordt tijdens onze cursus o.a het ‘Merode altaarstuk’ of ‘Annunciatie’ besproken. Deze triptiek (drieluik) van Robert Campin werd ongeveer tussen 1427 en 1432 geschilderd. De naam Mérode verwijst naar een Belgische adellijke familie; de laatste particuliere eigenaar voordat het werk in 1956 in het bezit kwam van het Metropolitan Museum in New York. Voor een altaarstuk is het vrij klein, wat aangeeft dat het niet voor een kerk is gemaakt, maar voor privégebruik. De opdrachtgever was waarschijnlijk de man op het linker paneel, de koopman Peter Ingelbrechts of Engelbrechts, want het wapenschild van zijn familie is te zien in het raam op het middenpaneel. Beide figuren kijken fictief door de openstaande deur naar het gebeuren in het midden. Achter het koppel staan de rozen in bloei, ten teken dat het voorjaar is. Mogelijk is dit symbolisch voor 25 maart, de datum die toen gold als het feest van de annunciatie? De man in het rechterpaneel is natuurlijk Jozef. Waarschijnlijk is het geen toeval dat Jozef muizenvallen maakt (op tafel en buiten voor het raam). De theorie is dat het vangen van muizen symbool staat voor het vangen van de duivel. De muizenval zou dan verwijzen naar de Heilige Augustinus die stelde dat het kruis van de Heer de muizenval voor de duivel was. Een doordenkertje! Het gros van de symboliek bevindt zich echter in het middenpaneel. Heb je al enig idee? Kijk naar de kaars op tafel, die is net gedoofd. De vlam is een symbool van God, maar er is al een andere vorm van God onderweg (zie je hem?), dus het gewone licht was niet meer nodig. De lelie staat uiteraard symbool voor Maria’s maagdelijkheid, de plooien van haar gewaad vormen een ster wat symboliseert dat Maria wordt gezien als de ster der sterren. De boeken staan waarschijnlijk voor het oude en nieuwe testament. Het mooist vind ik echter de lichtstralen die door het ronde raam vallen waarop je een kleine Jezus (compleet met kruis!)  rechtstreeks naar Maria ziet vliegen. Schitterend toch? Je moet wel goed kijken en interpreteren, maar dan heb je ook wat!

RIJK01_M-SK-A-4830-00_X.jpg‘Stilleven met vergulde bokaal’ – Willem Heda (bron: internet)

Maar goed, hoe mooi ook, dit is met name een voorbeeld van christelijke symboliek en natuurlijk geen stilleven. Het stilleven was en is een uitstekende manier voor de kunstenaar om te laten zien hoe goed hij is in stofuitdrukking, d.w.z. het neerzetten van ‘het glanzende glas, het sappige fruit en het kwaliteitslinnen’ dat je zo lijkt te kunnen oppakken. Toch heeft een stilleven vaak ook een zekere symbolische betekenis. Neem nu ‘stilleven met vergulde bokaal’ (1635) van Willem Claesz. Heda. Het is sowieso al ongelooflijk knap hoeveel schakeringen grijs deze man kon schilderen. Willem Heda was dan ook gespecialiseerd in bijna eenkleurige stillevens, de zogeheten ‘monochrome banketjes’. Vaak wordt gedacht dat zo’n rijke, plotseling afgebroken maaltijd geschilderd is met de bedoeling aan te sporen tot matigheid. Om dan toch je rijkdom te kunnen laten zien (ondanks je sobere leven), konden rijke burgers zo’n pronkstilleven ophangen. Vruchten op zichzelf hebben natuurlijk ook weer een betekenis. In dit geval een citroen die vanwege zijn bittere zure smaak een symbool is voor ‘zure liefde en valse vriendschap’. Vind je dat niet schitterend? Maak je er een sinaasappel van dan verandert de betekenis in het hebben van kennis over goed en kwaad en kan deze vrucht zelfs symbool staan voor vruchtbaarheid. Een appel daarentegen staat symbool voor de liefde, vaak met een ondertoon van erotiek (de borsten worden vaak vergeleken met appels). Bij een onderwerp met een religieuze lading, staat de appel voor spirituele kennis, want de appel van Adam en Eva gaf immers kennis van goed en kwaad. Je moet je koppie erbij houden als je naar een stilleven kijkt!

329d7f9ee1e0fa5df25b751ac428603205401500eca96418f8754e3793f447c8‘Bellenblazende man en vrouw’ – Louis de Moni (bron: internet)

Symboliek werd tevens gebruikt ‘ter lering ende vermaak’. Kijk eens naar ‘Bellenblazende man en vrouw (1771) van Louis de Moni. De 18e eeuwse kijker ziet iets heel anders dan de kijker van vandaag de dag. De lege vogelkooi die rechts aan de muur hangt is een erotisch motief voor gevangen liefde. Daarnaast was een ‘vogelaar’ een koppelaar of hoerenbaas. Het feit dat de vogelkooi leeg is, kan in verband worden gebracht met het verliezen van de maagdelijkheid van de vrouw. Onder de vogelkooi staat een rozenstruik, waarvan één roos in bloei staat en de andere al aan het verwelken is, wat inhoudt dat alles in het leven vluchtig is. Een ander symbool verbonden met de eindigheid van het leven is de bellenblazende man. Deze beeldtaal staat in de kunstgeschiedenis bekend als ‘homo bulla’ (letterlijk: de mens is als een luchtbel). De man op het schilderij is dus niet vrolijk bellen aan het blazen, maar hij draagt een belangrijke boodschap uit, t.w. dat het leven van de mens net zo kwetsbaar is als dat van een zeepbel.

Met al deze voorbeelden heb ik slechts een tipje van de sluier opgelicht. Haast jammer dat de schilders tegenwoordig minder symboliek toepassen of is dat toch te ongenuanceerd? Als je wilt en goed kijkt, zie je overal symbolen. Symboliek en daarmee de diepere betekenis zit misschien in de gewoonste dingen, ik moet ze alleen leren herkennen.

GODLINZE

Opeens is het heerlijk weer, de wind is gaan liggen en de regen sputtert nog een beetje na terwijl de wolken openbreken. Ideale omstandigheden voor een ommetje. Onze keus valt deze keer op Godlinze (Gronings: Glins of Glinz) vlakbij Delfzijl.

201906 "Godlinze"Riepko Krijthe9-Edit.jpgGodlinze (foto: IK)

Godlinze ligt op een gave, hoge wierde met een ‘goed ontwikkelde radiale structuur’, d.w.z. dat het geheel eruit ziet als een wagenwiel.  De wierde is rond de 2e eeuw voor Christus ontstaan op een oeverwal van de inmiddels dichtgeslibde Fivelboezem, de verwijde monding van de rivier Fivel in het noordoosten van de provincie Groningen. Doordat de wierde door de bewoners continu werd opgehoogd, ontstond er een hoogte van iets meer dan zes meter (6,22 meter), waarmee Godlinze één van de hoogste wierden van Groningen is.

Nu weten we langzamerhand al veel over wierden en het omringende landschap, maar van het dorp Godlinze had ik eigenlijk nog nooit gehoord. Waar zou de zo wonderlijke naam vandaan komen? Hierover bestaan verschillende verhalen. De naam van het dorp komt voor als ‘Godlevingi’ op een goederenlijst van klooster Werden in het Ruhrgebied. Dit klooster heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van het ‘Heilige Roomse Rijk’ in de vroege middeleeuwen en haar archieven zijn grotendeels bewaard gebleven. Godlinze zou afgeleid zijn van een persoonsnaam want ‘Godlevingi’ betekent, volgens deze aanhangers, letterlijk ‘de lieden van Godlev’, waarbij Godlev vermoedelijk een leidende figuur uit de adelstand was. Anderen geloven dat ‘Godlevingi’ beter vertaald kan worden als ‘de plek waar Godlev woont’. Godlev is in dit geval dan een Keltische godheid. Nu kenden de Kelten wilswaar een groot aantal goden en daarnaast hadden veel clans en/of plaatsen ook nog vaak hun eigen beschermgod, maar de naam Godlev heb ik in dit verband niet kunnen vinden. Misschien staat het gewoon toch voor ‘de leeuw (= lev) van God’ en verwijst het daarmee inderdaad naar een heldhaftig man? Het meest aansprekende verhaal is, voor mij, het verhaal dat de inwoners van het dorp ooit enorme honger hebben geleden tijdens een watersnood. Wonderlijk genoeg spoelden er toen erwten (linzen) aan, hetgeen de bewoners zagen als een geschenk van God. De naam is een herinnering aan deze gebeurtenis. Duidelijk toch? 🙂

We beginnen onze wandeling bij het ‘Gloepke’. Dit kerkpad is de locatie van een oud ‘Glinzer’ volksverhaal over ’t peerd zonder kop’. Het paard van de lokale melkrijder graasde hier tussen de heggen, waardoor de kinderen alleen zijn rug konden zien en niet zijn ‘kop’. Terwijl we nu over dit, naar later blijkt één van de vele, kerkpad(en) lopen verwacht ik haast het achterstuk van een paard te zien …….. helaas ………. er is niets te bekennen.

_DSF44395691020190614.jpgBloeiende kamille (foto: IK)

We vervolgen onze weg door de Peperstraat, de binnenste weg rond de kerk en de oudste buurt van Godlinze. Hier woonden vroeger voornamelijk ambachtslieden zoals ververs, schoenmakers, wevers en leerlooiers. Via deze binnenste ring lopen we door naar de buitenste ring, de vroegere ossenweg, en lopen we verder een weiland in. Dit weiland was ooit gemeenschappelijk (wierde)bezit waarop het vee kon grazen bij hoog water. Was het gebied om de wierde droog, dan liep het vee vanaf dit weiland de wierde af, de meeden (buitendijkse graslanden) op. Deze locatie werd ook lang ‘het oude hof’ genoemd omdat het deel uitmaakte van het borgterrein. Over de borg van Godlinze zelf is weinig informatie. De borg wordt voor het eerst genoemd in de 16e eeuw en wordt dan omschreven als: ‘de borg met schuur en het heem daarachter met singel, grachten, hoven, geboorten en plantages….en verder 23 grazen land om de borg.’ Ter verduidelijking: één gras is de hoeveelheid gras die nodig was voor een koe en bedroeg iets minder dan een halve hectare. Dit komt dus neer op twee koeien per hectare, terwijl tegenwoordig drie of meer koeien per hectare worden gehouden. Uiteindelijk wordt de borg ergens tussen 1730 en 1753 gesloopt. Het borgterrein is tegenwoordig vrijwel niet meer als zodanig te herkennen. Een verstopt stukje sloot achter de huizen aan de Hoofdweg verraadt de aanwezigheid van een vroegere gracht rondom de borgstee, althans zo wordt ons later verteld door een dame die ons uitgebreid zal rondleiden in de kerk van het dorp, de Pancratiuskerk.

201906 "Godlinze"Riepko Krijthe26.jpgToegang tot de kerk (foto: RK)

Vermoedelijk heeft er op de plek van de huidige kerk een houten voorganger gestaan, maar omstreeks 1100 komt er een kerk van tufsteen. Tufsteen, tuf of tuffiet is een sedimentair gesteente van vulkanisch materiaal; vulkanoklastisch gesteente. Tufsteen begint als as, uitgespuwd door een vulkaan en verhardt dan tot gesteente. In Nederland zijn en waren geen vulkanen, maar net over de grens in Duitsland waren er wel vulkanen actief, die tuf hebben uitgestoten. De restanten daarvan vinden we in ons land terug en dus ook in deze kerk. De uitbreiding in baksteen volgt in de 13e eeuw. Hier is heel mooi de ontwikkeling van tufsteen naar kloostermoppen en tenslotte naar baksteen te zien. Kloostermoppen, ook wel kloosterstenen of monniksstenen genoemd, zijn middeleeuwse bakstenen. Ze waren veel groter dan de huidige bakstenen en werden vooral gebruikt, de naam zeg het al, in kloosters, maar ook in kerken en kastelen. Ofschoon het niet helemaal met zekerheid vastgesteld kan worden, wordt er aangenomen dat de monniken aan de bakermat van de baksteenfabricage stonden. Als vuistregel geldt: hoe dikker de mop, hoe ouder, waarbij de oudste stenen hetzelfde formaat als tufstenen hebben. Voor het bakken van de stenen werden kuilen gegraven waarin takkenbossen werden aangestoken. Daarop kwamen de mallen met klei waarop het geheel vervolgens werd afgedekt met zand. Op deze manier werd de klei gebakken. Hoe dichter bij het vuur hoe donkerder de kleur. Ook dit is goed te zien op diverse plaatsen aan de buitenkant van de kerk.

_DSF44415691220190614-Edit.jpgTufsteen, kloostermop, de deur (foto: IK)

Onze gids vertelt vol trots over deze wetenswaardigheden en vertelt en passant dat de lage dichtgemetselde poort aan de noordkant, volgens haar, geen Noormannen deur is, maar een vrouwendeur. De mannendeur zit aan de andere kant van de kerk. Pas in 1703 mochten man en vrouw samen door de nieuw gemetselde voordeur. De overlevering vertelt daarentegen toch echt dat deze deuren wel door de Noormannen, tijdens hun bezetting van de streek, zijn aangebracht. Door de lage hoogte (anderhalve meter) waren de bewoners genoodzaakt een buiging naar het noorden  (dus naar de Noormannen) te maken bij het verlaten van de kerk. De slimme kerkgangers verlieten de kerk echter achterstevoren en toonden zo hun billen aan hun bezetters, waarmee het eerbetoon een belediging werd. Ik lees ook dat de kleine deur waarschijnlijk een psychologisch trucje vertegenwoordigd. Je ging door een koude (in de schaduw gelegen) kleine deur naar binnen en verliet na ‘de loutering van de preek’ het gebouw door een grote, zonbeschenen deur. Zoveel verhalen, zoveel eigen waarheden ……

Kerken kregen bij hun stichting altijd een patroonheilige mee die de naam gaf aan de kerk en bescherming bood tegen onheil. Op de klok van deze kerk staat dat ze gegoten is in 1435 ‘in honore pancratii’. Pancratius staat in een oude kroniek inderdaad vermeld als  de patroonheilige van Godlinze. Hij zou een martelaar zijn geweest, die tijdens de Christenvervolgingen in Rome werd gedood. Door zijn standvastigheid werd Pancratius vooral de heilige van ‘wat gezworen is’.  Wanneer iemand een valse getuigenis aflegt in de buurt van de relieken van Pancratius wordt diegene gek of zal hij dood neervallen. Geen geringe straf! In het verlengde hiervan werd Pancratius ook de patroon van ridders en de eed van trouw die ze hadden afgelegd.

_DSF44445691520190614-Edit.jpgUitzicht op de pastorie (foto: IK)

Onze gids vertelt verder over de gracht die rondom de kerk ligt. Hierover liggen twee bruggetjes; eentje naar de ‘heerd’ (de boerderij van de herenboer) en eentje naar het dorp. In het verleden is er waarschijnlijk nog een derde bruggetje geweest, n.l. naar de pastorie. De hiërarchie in het dorp was duidelijk. De herenboer had het meeste geld, dus ook de meeste invloed. Hij koos zowel de schoolmeester als de dominee/pastoor. De schoolmeester moest trouwens wel het orgel kunnen bespelen anders ging de baan aan zijn neus voorbij. In de kerk lag het hoogste gezag uiteraard bij de vertegenwoordiger van de kerk en ook dat moest voor een ieder duidelijk zijn. Daarom had het huis van de schoolmeester twee treetjes naar de voordeur, de heerd vier en de pastorie maar liefst zes! Dat waren nog eens tijden.

201906 "Godlinze"Riepko Krijthe43-Edit.jpgDe Pancratiuskerk van binnen (foto: RK)

Binnen in de kerk vinden we mooie schilderingen in combinatie met stippen en strepen in natuurlijke kleuren. Het geheel doet haast wat Afrikaans aan. Volgens onze dame zijn dit Moorse en Berberse invloeden opgedaan door reislustigen. De zogenaamde ‘meloengewelven’ vertonen naast een aantal heiligen, waaronder (natuurlijk) Pancratius met zijn zwaard, ook afbeeldingen van vier dieren. Ook nu blijkt weer een lacune in onze (kerkelijke) kennis.

_DSF44475691820190615-Edit.jpgDetail meloengewelf (foto: IK)

Sinds de derde eeuw worden de evangelisten namelijk al aangeduid met vier symbolische wezens. De herkomst van die vier wezens komt uit oude oosterse mythen waarin zij fungeren als bewakers van de vier zuilen waarop de wereld is gegrondvest. Via deze weg komen ze ook in de Bijbel terecht, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. Volgens onze gids zijn de dieren  gemakkelijk te onthouden, denk maar aan ELSA, d.w.z. engel, leeuw, stier, adelaar. De engel of gevleugelde mens staat voor Matteus, de (gevleugelde) leeuw is Markus, de (gevleugelde) stier symboliseert Lukas en met de adelaar wordt Johannes bedoeld. Met al deze, voor ons nieuwe, informatie kijk ik toch met andere ogen naar de schilderingen en grafstenen die zijn aangebracht in de kerk.

_DSF44485691920190615.jpgGrafveld Godlinze (foto: IK)

Ondertussen zijn we aan het eind van onze wandeling, maar we moeten nog een gemist stukje inhalen. We slaan dus af richting het grafveld, want grafvelden blijken een zeldzaamheid in een wierdengebied te zijn Het grafveld van Godlinze, dat even buiten het dorp ligt, stamt uit de overgangsperiode van het heidendom naar het Christendom en bevat de meeste menselijke resten met wapens van heel Noord-Nederland. Tijdens een archeologische opgraving in 1919 (wederom door Albert Van Giffen) werden 74 skeletten en 35 urnen aangetroffen. In Groningen zijn de begraafplaatsen vaak royaal voorzien van grafpoëzie. Hoewel je grafverzen overal kunt tegenkomen, vind je nergens anders zo’n overvloed als in ‘onze’ provincie. Ze werden vooral gemaakt in de periode van de 17de eeuw tot de eerste helft van de 20de eeuw. Volgens een theologe die veel grafteksten digitaliseerde voor de Stichting Oude Groninger Kerken zijn het vaak bijzondere teksten of gedichten die openlijk over de dood spreken en vaak eindigen met troost in het geloof vanwege een bepaalde verwachting die mensen hebben over het hiernamaals.

201906 "Godlinze"Riepko Krijthe63.jpgInformatie ‘wiel’ bij Voorwerk Lippenhuizen (foto:RK)

Net achter het grafveld ligt tenslotte het Voorwerk Lippenhuizen. Een voorwerk is een historische naam voor een boerderij, met name in Groningen, die in de middeleeuwen bij een klooster hoorde, in dit geval bij klooster Feldwerd bij Holwierde. Het land van het klooster werd bewerkt door conversen of lekenbroeders, kloosterlingen die wel de gelofte, maar nog niet de eed hebben afgelegd. Een kleiweg door het land verbond het klooster met het voorwerk, maar ook deze weg is lang geleden opgehouden te bestaan.

Elke wandeling leert ons meer over Groningen, zowel over het heden als het verleden, want ook haar geschiedenis blijkt absoluut de moeite van het ontdekken waard.

BEUKEMOA’S BLOKJE

Dit ommetje is uitgezet rondom Vierhuizen (Gronings: Vaaierhoezen), een dorp wat vroeger aan een zeedijk lag. De plaats dankt haar naam, weinig verrassend, aan de vier stenen huizen die er rond 1525 stonden. De (slaper)dijk ligt er nog steeds, maar al in de middeleeuwen is het dorp verder van de zee komen te liggen. Door de aanleg van de Kerkvoogdijpolder om het stuk tussen de Westpolder in het noorden en de Panserpolder in het zuiden te dichten, kwam er tevens een eind aan de visserij in het dorp. De zware tocht over het wad, van het schip naar het dorp, deed vele vissers besluiten uit te wijken naar naburig Zoutkamp wat nog wel een directe verbinding had met zee. Toch bleef Vierhuizen lange tijd wel het belangrijkste dorp in de streek, want in Vierhuizen stond, in tegenstelling tot Zoutkamp, een kerk!

marnegebied_vierhuizen2.gif

 Drie polders in het westen van Groningen (bron: internet)

De Kerkvoogdijpolder stond ook bekend als de Kerke-, Pastorie- of Vierhuisterpolder. Het gebied behoorde n.l. toe aan de kerk van Vierhuizen en zou oorspronkelijk samen met de Westpolder worden ingedijkt. Echter door een langdurig meningsverschil met de kerkvoogdij (vandaar de naam) over de verdeling van de kosten werd het gebied pas veel later (ruim vijftig jaar) ingedijkt. De Panserpolder is overigens genoemd naar de gelijknamige borg die tot 1769 bij het dorp hoorde. Waarschijnlijk is de naam van de borg ontleend aan de naam van de bewoners. Tijdens de 80 jarige oorlog was Jochem Panser borgheer. Hij vocht afwisselend aan de kant van de geuzen en aan die van de Spanjaarden. In 1581 werden echter zijn schathuis (van oorsprong de veestal bij een Groninger borg) en de keuken door de geuzen verwoest, waarmee de liefde voor die kant aanmerkelijk bekoelde. In de 17e eeuw kwam de borg met alles wat erbij hoorde in het bezit van Anna Lewe, een bekende naam in deze streken. De familie Lewe was een vooraanstaande familie met veel invloed, zoals b.v. het recht een dominee te benoemen. Onduidelijk is wanneer de borg werd afgebroken. Bij de kerstvloed van 1717 zou er nog sprake zijn van een borg op deze plaats, want tijdens deze overstroming zou daar een dienstmeisje gered zijn van de verdrinkingsdood, getuige het volgende verslag: ‘By Ulrum, op de Panster, was een Meyd agter in ’t huus en rieds in ’t waater, dog hier had het waater geen plaats voor deese Meyd, dies smeet een golf derselver op een losse Koe, die met de Meid naar ’t binnen huus stapte, in ’t welk de een sowel als de andere werd behouden.’ Zie je het voor je? Op de plaats van het vroegere borgterrein is later een boerderij gebouwd, die eveneens Panser wordt genoemd en tussen het dorp en deze boerderij is (uiteraard) nog een kerkpad aanwezig. Ook tussen Zoutkamp en Vierhuizen loopt een kerkpad. Tot bijna halverwege de 19e eeuw trokken de Zoutkampers wekelijks via dit kerkpad naar Vierhuizen om de dienst bij te wonen. In 1836 werd de bouw van de kerk in Zoutkamp voltooid en kwam een einde aan deze wandelgang.

_DSF44315641520190610-Edit.jpgKerk Vierhuizen (foto: IK)

Het spreekt voor zich dat wij bij de kerk beginnen. Deze tufstenen (stenen uit vulkanische as) kerk stamt uit de 13e eeuw. ‘Deze kerk stond op een wierde, zodat het godshuis tegen de grillen van de zee beschermd zou zijn.’ Met het verglijden van de tijd heeft de kerk toch veel te lijden gehad van weersinvloeden. Om geld in te zamelen heeft ‘de kerk’ meegedaan aan een ‘live tv programma’ van de BankGiro Loterij in 2006. Laten ze nu de finale winnen. Dankzij deze actie kon de kerk in 2007 volledig worden opgeknapt. Toch mooi. In de kerk vind je de wapens van de familie Lewe terug, waarvan Anna in 1620 een klok schonk aan de kerk. Volgens overlevering stond er oorspronkelijk een ‘zware tufstenen zadeldaktoren’ naast de kerk, welke in de middeleeuwen zou zijn gemetseld met behulp van stenen afkomstig uit het verdwenen dorp Maddens of Maddenze. Maddens wordt nog genoemd in 1475 (inkomstenlijst bischop van Munster) en in 1970 werd vier meter uit de dijk van de Kerkvoogdijpolder een grote steen met specie resten gevonden. De naam komt echter niet meer voor op de lijst van 1559. Het dorp lag buitendijks en is vermoedelijk in de tussenliggende periode onder geslibd. Het blijft echter onzeker of hier ooit een dorp heeft gelegen en of deze in verband stond met de naam Maddenze. Helaas werd de toren in 1843 afgebroken en werd de nieuwe toren op de kerk gebouwd. Nu herinnert slechts de oude windwijzer aan ‘het mysterie van het verdwenen dorp’

_DSF44325641620190610-2-2-bewerkt-bewerkt.JPGGedenksteen (foto: IK) 

Op het kerkhof zien we een gedenksteen voor slachtoffers van de overstroming van de Westpolder op 30 januari 1877. Deze polder ten noorden van Vierhuizen werd gebouwd tussen 1873 en 1876 en ligt op de grens tussen de Waddenzee en de vroegere Lauwerszee. Zowel tijdens de aanleg als net na voltooiing werd de polder getroffen door een zware stormvloed. Van de laatste doden (14 in totaal) werden 13 (bewoners) begraven in een massagraf op dit oude kerkhof. Het veertiende slachtoffer was een logeetje en werd in de buurt van haar familie begraven.

_DSF44185640220190609-Edit.jpgDijkgat naar de Kerkvoogdijpolder (foto: IK)

Aan de rand van het dorp zien we een dijkgat met doorgang naar de Kerkvoogdijpolder. Onze route loopt hier niet langs, maar zo’n dijkgat nodigt uit tot een kijkje. Op veel plekken in Groningen vind je naast zo’n dijkgat nog een houten huisje waarin planken opgeslagen worden die vroeger (nog niet eens zo lang geleden) bij storm in het dijkgat werden geplaatst om het water tegen te houden.

_DSF44195640320190609-2-2-bewerkt.JPGAan de rand van Vierhuizen (foto: IK)

We lopen verder langs een prachtig met bomen omzoomd laantje om uiteindelijk in de weilanden te eindigen. Dat hoort immers helemaal bij zo’n ommetje, het gaat met name om het landschap en de bewustwording dat we hier zuinig op moeten zijn

_DSF44215640520190609-2-2-bewerkt.JPGCoulisselandschap (foto: IK)

We zien hier het coulisselandschap ten voeten uit. Alsof je in een kijkdoos kijkt compleet met begrenzing en inschuifstukken om diepte te creëren. Volgens het boekje dus.

_DSF44265641020190610-2-2-bewerkt.JPGOns ‘Beukemoa’s Ploatske’ 🙂 (foto: IK) 

Tot nu toe is ons nog niet helemaal duidelijk waarom dit rondje ‘Beukemoa’s Blokje’ heet. Waar woonde die familie? Wie was Beukema en waarom is zijn naam ‘geëerd’ met een eigen wandelingetje? Vlakbij, grenzend aan, Vierhuizen stond een boerderij: Beukemoa’s Ploatske’. Deze boerderij is inmiddels afgebroken, maar tijdens WOII is hier een vliegtuig neergestort op de akker naast de boerderij, wat aan drie van de zeven bemanningsleden het leven kostte. Naar later bleek was dit een Engelse bommenwerper die net daarvoor zijn lading had afgeworpen boven Duitsland. Op de terugweg werd het vliegtuig getroffen door de luchtafweer van Emden en toen de bommenwerper daarna onder vuur werd genomen door een nachtjager stortte hij neer…..bij Beukemoa’s Ploatske.

Na mijmerend op het terras van ‘Het Lachende Paard’ in het dorp genieten we van een heerlijk wijntje. Al was dit maar een heel kort ‘blokje’ van ongeveer twee kilometer, toch blijven die ommetjes telkens weer verrassend en leren we iedere keer weer een beetje meer over onze provincie. We gaan zeker door met ontdekken!

KIJK OP EZINGE

Ten noordwesten van de stad Groningen liggen de vroegere middeleeuwse eilanden Middag en Humsterland. Middag is een verbastering van ‘Midage’ of ‘mid oog’ wat middelste eiland betekent. Humsterland is afgeleid van ‘Hugumarchi’, ‘Hugmerki’, of iets wat daar op lijkt, wat staat voor woongebied (= marke) van de Hugas (een oude naam voor de Chauken, een Germaanse stam in Noord Duitsland). Het Humsterland laten we vandaag even voor wat het is, want wij gaan op verkenning rond de wierde Ezinge, het hoofddorp van het voormalige schiereiland Middag.

12.3Oude kaart Middag en Humsterland (bron: internet)

Hoe is dit landschap ontstaan? Al in de vroege Middeleeuwen ontstond de Lauwerszee door grote overstromingen vanuit de Waddenzee. Deze overstromingen hadden tot gevolg dat Humsterland een eiland en Middag een schiereiland werd in de monding van de Hunze, het tegenwoordige Reitdiep. Vervolgens slibden de geulen rond de ontstane eilanden langzaam weer dicht door de voortdurende aanvoer van sediment uit de Waddenzee. Vanaf de twaalfde eeuw werden deze eilanden dan ook bedijkt, waardoor beide eilanden weer verbonden werden met het vaste land en ze nu, in het huidige landschap, niet meer als eilanden herkenbaar zijn.

Riepko.Krijthe1-7Vaarsen (foto: IK)

Van oorsprong is dit een agrarisch landschap waarbij de nadruk op veeteelt lag. Landbouw was op de wierde maar beperkt mogelijk, want ’s winters stond alles regelmatig blank. Akkerbouw beperkte zich dan ook voornamelijk tot het ‘Hoogeland’ ten noorden van het Reitdiep. De naam verwijst naar de relatief hoge ligging van de grond door aanslibbing van de zee. Ook tegenwoordig wordt rond Ezinge nog voornamelijk vee gehouden. We zien overal onderweg grote weilanden vol vaarsen (jonge ‘eerste kalfskoeien’ van ca 1.5 jaar, die gedekt zijn maar nog geen tweede kalf hebben gekregen). Ze begroeten ons telkens enthousiast en weten van gekkigheid soms niet wat ze zullen doen om onze aandacht te trekken. Heel vermakelijk.

Riepko.Krijthe1-4Rode Klaver (foto: IK)

Volgens de route beschrijving lopen we niet rondom het dorp zelf, maar lopen we juist in een grote lus ten zuiden van het dorp door ‘één van de oudste in tact gebleven cultuurlandschappen van ons land’ waarin veel karakteristieke elementen bewaard zijn gebleven. ‘Het landschap is een collage van stokoude wierden, waterlopen, wegen, dijken, kavelpatronen en dijktracés’. Dat belooft wat! Dit landschap werd in 2007 aangewezen als (één van de twintig) Nederlandse Nationale Landschappen en het is ook nog eens voorgedragen voor de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Met andere woorden een bijzonder landschap, wat je optimaal moet waarderen en hoe kan dat beter dan met een wandeling die grotendeels dwars door de weilanden loopt.

Onze wandeling begint bij Museum Wierdenland. Hier kun je zien hoe het wierden landschap zich in de loop van de tijd heeft ontwikkeld. Dit gebied werd al bewoond vanaf 600 v. Chr. Door het stijgende zeewater werden de toenmalige bewoners min of meer gedwongen verhogingen in het land te maken, waardoor de zogenaamde huiswierde ontstond. Soms groeiden verschillende kleine huiswierden samen tot een dorpswierde zoals dat ook in Ezinge is gebeurd. We besluiten nu al dat we bij terugkomst toch ook even het dorp zelf in willen, tenslotte is Ezinge bekend vanwege de opgravingen die hier door de archeoloog Albert van Giffen zijn uitgevoerd. Hierover later meer.

Riepko.Krijthe1-8.jpgLangs de Zuiderweg (foto: RK)

Net buiten het dorp slaan we rechtsaf de Zuiderweg in. Deze historische weg is de oude route naar Aduard. Het bekende klooster in Aduard (Sint Bernardus abdij) werd in 1192 gesticht. Twaalf monniken onder leiding van abt Wybrandus vonden een verlaten wierde met de naam Adduwert (of Adewerd) en zagen daar ‘lichtende verschijnselen’, hetgeen voor hen voldoende aanwijzing was om op die plaats een klooster te vestigen. De monniken hebben de omgeving veel gebracht, want al snel na de stichting van dit klooster begonnen ze aan hun ‘strijd tegen het water’. Inpolderingen, bedijkingen, het plaatsen van sluizen om de ontwatering te bevorderen evenals het graven van sloten en kanalen zowel voor de scheepvaart als voor het opslaan van water werden grootscheeps aangepakt.

Om ons heen zien we de gevolgen van de harde storm die gisteren over heel Nederland en zeker ook over dit gebied heeft geraasd. Overal dikke afgebroken takken langs de weg en volop mensen aan het werk om deze takken en omgevallen bomen op te ruimen. 

Riepko.Krijthe1-6.jpgWierde in het landschap (foto: IK)

Een eindje verderop mogen we het land in, we gaan verder over het grasland van de familie Terpstra. Vanaf het land zien we de vele wierden om ons heen duidelijk liggen. Het doet je beseffen hoe het land hier langzamerhand tot ontwikkeling is gekomen. Regelmatig moeten we een slootje oversteken waar handig een paar planken overheen zijn gelegd met in het midden een betonnen paal. Om de koeien de oversteek te belemmeren? Deze kromme sloten zijn vroegere oude kreken, stille getuigen van het oude getijdenlandschap. De rechte sloten zijn pas gegraven na de bedijking in de 11e en 12e eeuw om een betere waterhuishouding in het gebied te regelen. Ze verbinden de oude kromme sloten met elkaar, waardoor er uiteindelijk vele kleine en onregelmatig gevormde kavels zijn ontstaan die zo kenmerkend zijn voor Middag-Humsterland. De monniken van Aduard hebben hier inderdaad een belangrijke rol gespeeld.

Riepko.Krijthe1-5.jpgPaardenbloempluis (foto: IK)

Behalve wierden en kromme sloten zijn ook dijken beeldbepalend voor dit gebied. De Oldijk is in de 12e eeuw aangelegd als een ringdijk om het schiereiland Middag. Tussen deze dijk en de tegenwoordige weg Saaksum-Den Ham (vroeger eveneens een dijk!) liep n.l vroeger een diepe zeearm tot voorbij Aduard. In de loop van de jaren daarna slibde dit water weer dicht en het (nieuwe) stuk land werd zelfs zo hoog dat het nu hoger ligt dan het vroegere land achter de dijk. Slechts een smalle sloot herinnert nog aan deze eens zo grote zeearm. Op oude kaarten is goed te zien hoe dit hele gebied in de tijd veranderd is.

Op de hoek van de Oldijk als je weer afslaat richting Ezinge staat ’t Verloatje’. Hier heeft een vroegere schutsluis (‘verloat’) gestaan, die tijdens de aanleg van het Oldehoofsch kanaal werd gebouwd (1826). Voor die tijd had het gebied zijn eigen waterpeil en eigen afwatering op het Reitdiep via het Saaksumerzijl. Na de aanleg van het Oldehoofsch kanaal kwam er een verbinding tussen het kleine Saaksumerzijlvest en het grote Aduarderzijlvest. Ter verduidelijking: een zijlvest is de Groningse voorloper van de huidige waterschappen. Door het peilverschil tussen beide zijlvesten bleek een extra sluis noodzakelijk. In 1877 werd het Reidtdiep bij Zoutkamp afgesloten van de zee en werd de sluis weer overbodig. Leuk dat al deze herinneringen bewaard zijn gebleven.

Riepko.Krijthe1-3.jpgGezicht op Ezinge (foto: IK)

Ondertussen komt Ezinge weer in beeld. Ezinge (Gronings: Aisen of Aizing) heeft een beschermd dorpsgezicht. Zoals eerder gezegd is Ezinge bekend vanwege de opgravingen die hier van 1923 tot 1934 zijn uitgevoerd onder leiding van Albert van Giffen. Albert Egges van Giffen (1884-1973) werd door de Drentse bevolking enigszins liefkozend ook wel ‘het Spittertien’ genoemd, aangezien hij destijds in heel Drenthe veel in de grond heeft gespit. Niet alleen in Drenthe, want met zijn opgravingen in Ezinge legde van Giffen als eerste de structuur van een dorp door de eeuwen heen in zijn geheel bloot. Hij ontwikkelde de zogenaamde ‘taartpuntmethode’, waarbij de plek van onderzoek in zowel verticale als horizontale sleuven wordt afgegraven. Op deze manier wordt een maximum aan gegevens verkregen met een minimale verstoring. De kerk met losstaande toren uit de 13e eeuw staat op de rand van de door van Giffen afgegraven wierde. Door de afgraving wordt de hoge ligging van de kerk op de wierde extra benadrukt, hetgeen goed te zien is vanaf de ‘ijsbaan’.

ezinge.jpgKerk van Ezinge (foto: RK)

Een grappig weetje is nog dat het eerste Nederlandstalige sprookjesboek uit Ezinge komt. Trijntje Soldaats werd in 1794 geboren als Katharina ( Trijntje) Alberts. Ze groeide op in de Torenstraat van Ezinge, waar haar vader een kuiperij had. In 1787 trouwde ze met Andries Cramer, een Duitse soldaat uit Hessen wat haar de naam Trijntje Soldaats opleverde. Lang verhaal kort…. Andries overleed en Trijntje keerde met haar twee kinderen terug naar Ezinge waar ze werk vond als naaister en kinderoppas bij de familie Arends in dezelfde Torenstraat. De huizen zijn nog te vinden in de straat! Onder het verstellen van kleding en gordijnen, vertelde ze kinderen verhalen. Tussen 1800 en 1804 schreef de destijds 11-jarige Gerrit Arend Arends de verhalen of ‘vertelsels’ van Trijntje in een schriftje. Vervolgens verscheen er in 1928 een boek met deze Trijntje Soldaats sprookjes door toedoen van de achter-achter-kleindochter van Arends nadat zij het schriftje tussen haar familiepapieren had gevonden.  

Riepko.Krijthe1-2Gevelsteen Torenstraat Ezinge (foto: IK)

Het dorp heeft veel om trots op te zijn. Wij hebben hiermee zeker een andere kijk op Ezinge gekregen.