Nog niet zo lang geleden las ik een artikel van iemand die beschreef hoe het is om een expat te zijn. Het betreffende citaat: ‘It does seem to take different people different amounts of time, but everyone goes through the same three stages; complete bewilderment, finding your feet and if you get through the first two, quiet enjoyment.’ ‘Quiet enjoyment’ oftewel het rustig genieten geldt dus als de ultieme aanpassing aan een ander leven. De schrijver bedoelt hier de aanpassing en gewenning in een ander land, maar geldt dit eigenlijk niet voor elke veranderende fase in je leven? Verwarring wanneer je iets nieuws overkomt, het langzaam begrijpen/aanvaarden van de situatie om tenslotte het nieuwe te kunnen omarmen, te appreciëren of te accepteren? Misschien doorloop je elke fase niet altijd zo bewust, maar dat wil toch niet zeggen dat de stappen er niet zijn? Waar het in dit artikel echter vooral over ging, was het aanpassen aan vreemde of in elk geval andere gewoontes van een ‘gastland’ en de realisatie hoe je eigen gebruiken soms heel merkwaardig kunnen overkomen bij mensen met een andere cultuur. Hoe ligt dat eigenlijk tussen Nederland en Thailand? Wat zijn de meest in het oog lopende verschillen?
Allereerst is er de begroeting. In Thailand kennen ze de wai, waarbij de handpalmen tegen elkaar gedrukt worden en richting kin worden bewogen bij een begroeting, afscheid of bevestiging. De wai is ontstaan uit een oude groet, waarbij beide partijen lieten zien dat ze ongewapend waren. Wat een heerlijkheid vergeleken met ons gekus. Het is altijd verwarrend. Worden het drie zoenen of maar twee of slechts eentje? Of toch liever een handdruk of een omhelzing? De gewoonte bij ons is tegenwoordig drie keer zoenen (aan welke kant te beginnen is nog zo’n onduidelijkheid, haha), maar er zijn steeds meer mensen die terug willen naar iets simpelers. Wat is er mis met een handdruk, een gewone omhelzing of misschien zelfs een wai?
Daarbij hoeven wij natuurlijk geen rekening te houden met de subtiliteiten van de Thai, want in Thailand geldt dat hoe hoog de handen gehouden moeten worden afhankelijk is van klasse, sekse en leeftijd. Dat zou in Nederland teveel ‘onrust’ en discussie geven, vrees ik :).
Het aan elkaar zitten in het openbaar (netjes gezegd: de openbare fysieke uitingen van affectie), zoals wij dat in de westerse wereld kennen, is in Thailand niet gebruikelijk. Als je het al tegenkomt is het meer tussen vrienden dan tussen geliefden. Daarnaast is het aanraken van iemands hoofd zeer onbeleefd, zelfs dat van een kind. De aai over de bol moet je hier dus maar vergeten. Wonderlijk genoeg worden de voeten gezien als het meest smerige deel van het lichaam. De Thai zitten daarom ook altijd met hun voeten verscholen aan de zijkant of achter zich. Naar iets wijzen met de voeten of iets aanraken met je voet wordt ook als zeer onbeleefd beschouwd. Er staan zelfs strenge straffen op als je met je voeten wijst naar een hooggeplaatst persoon of een lid van het koninklijk huis!
Daarop doorgeborduurd……… het leveren van kritiek op de koninklijke familie wordt in Thailand sowieso gezien als majesteitsschennis en is iets waarmee je een gevangenisstraf riskeert. Daarom worden voorwerpen als munten, bankbiljetten en postzegels waarop de koning staat afgebeeld altijd met respect behandeld. Hoe anders is dat in Nederland, waar onze koning nog steeds (al wordt het minder) wordt beschreven als ‘Prins Pils’ en waar grappen over de koning niet geschuwd worden. Al moet je ook in ons land niet te ver gaan, want zelfs in Nederland valt het opzettelijk beledigen van de koning of zijn familie onder majesteitsschennis, hetgeen strafbaar is. Het Openbaar Ministerie gaat echter lang niet altijd over tot vervolging, omdat de grens tussen belediging en vrijheid van meningsuiting vaak onduidelijk is. In 2016 is er wel een man uit Kampen veroordeeld tot een celstraf van 30 dagen. Hij werd schuldig bevonden aan ‘opzettelijke belediging van een staatshoofd’. Hij had het dan ook wel erg bont gemaakt door de koning op Facebook uit te maken voor ‘moordenaar, verkrachter en dief’ inclusief een ondubbelzinnige bewerkte foto. Ook in Nederland zijn er grenzen.
Tweemaal per dag (om 8.00 en 18.00 uur) kun je in Thailand het volkslied horen in overheidsgebouwen, op radio en tv, op scholen, in bus- en treinstations en in openbare parken. Het is beleefd om dan te gaan staan en te stoppen met waarmee je bezig bent. Heel grappig is dat mensen soms midden in een beweging blijven staan, al kunnen ze dat geen volkslied lang volhouden. Buitenlanders worden geacht te participeren.
Dan is er nog het eten, altijd een belangrijk gegeven, waar dan ook. Wij eten (meestal) netjes met mes en vork. De Thai gebruiken echter geen mes en het is ongemanierd om van je vork te eten. Deze wordt alleen gebruikt om het eten op je lepel te schuiven. Denk erom dat het gebruik van de linkerhand, om het eten naar je mond te brengen, als onrein wordt beschouwd. Eten is een belangrijke sociale aangelegenheid, niet alleen om bij te praten, maar ook om verschillende gerechten samen te delen. De bestelde gerechten komen op tafel wanneer de bereiding klaar is. Het kan in theorie dus best zijn dat het toetje tegelijk met het voorgerecht arriveert. Het is trouwens ook niet netjes om de laatste hap uit een gezamenlijke schaal te nemen. Kennen wij van dat laatste niet iets vergelijkbaars of in elk geval een variant? Moet er eigenlijk bij ons niet altijd iets overblijven in de schaal opdat de gastvrouw weet dat iedereen genoeg gegeten heeft of is dat alweer achterhaald?
Omgekeerd herkennen de Thai de Farang (buitenlanders) en dan specifiek de Nederlanders vaak onmiddellijk. Helaas niet altijd in positieve zin. Volgens een bericht uit 2013, maar zoveel zal er niet veranderd zijn, zijn het vooral 5 typisch Nederlandse gedragingen die opvallen. Om te beginnen het onderling discussiëren over de rekening. Thai weten elkaar op waarde te schatten, ze weten alles over elkaars leeftijd, afkomst, opleiding, familieband, netwerk en inkomen. Kortom de onderlinge verhoudingen zijn duidelijk. De nummer 1 in het gezelschap betaald en niemand trekt dat in twijfel. Dan het afdingen, maar niet kopen. Het schijnt regelmatig voor te komen dat koper (lees Nederlander) en verkoper een prijs zijn overeengekomen, waarop de potentiële klant wegloopt. Hij ziet van de koop af. Onbegrijpelijk, zeker als zo’n respectloze buitenlander de eerste klant van de dag is, want het bijgeloof wil dat de verkoop aan de eerste klant bepalend is voor de handel de rest van de dag. Ten derde het zeuren tijdens excursies. Thai schikken zich moeiteloos naar de groep. Niemand komt op het idee om onderweg het programma aan te passen. Vooral Nederlanders (volgens mijn bron) schijnen vaak een verandering te willen zoals b.v. een museum verderop i.p.v. de tempel zoals geboekt. Een wanhoop voor gidsen van een gemengd gezelschap. Als vierde is onze kritiek een lastig gegeven. Thai hebben zelden kritiek of, als het echt nodig is, geven ze het met een ‘zoete mond’. Tenslotte is er de kleding. De meeste Thai kleden zich een beetje conservatief, netjes of in uniform en zijn meestal goed verzorgd. Daartegenover, volgens het artikel, ‘de Hollandse ‘we-zijn-op-vakantie-en-doen-wat-we-willen’-toeristen.’ Als Nederlander schijnen we trouwens het liefst op Birkenstocks of Teva sandalen te lopen op vakantie, want je weet nooit of die beschreven 500 meter wel daadwerkelijk 500 meter is. Herkenbaar? Ik moet zeggen dat ik me er toch niet helemaal in herken, al bedenk ik me tegelijkertijd dat ik de hierboven beschreven punten zeker wel ben tegengekomen in contacten met…….. 😀
Als laatste nog een apart weetje over kleding. Er schijnt in Thailand een vreemde wet te bestaan dat je niet zonder ondergoed naar buiten mag gaan. Geen idee of deze wet werkelijk bestaat en/of ze ondertussen mogelijk is aangepast. 🙂 In Nederland is het misschien ook niet altijd wenselijk om zo te lopen, maar ik weet zeker dat het gebeurt en bij ons heeft geen gevolgen ……. alhoewel……., maar dat is weer een ander verhaal :).
De conclusie is duidelijk, er zijn verschillen. Het is zoals Mahatma Gandhi al zei: ‘de cultuur van een land woont in het hart en in de ziel van de mensen’ en we zullen meer moeite moeten doen om elkaar te begrijpen.