Langs de houtwallen

Knp: 21-38-34-31-81-80-77-74-75(of 73)-72

We lopen vandaag nog steeds in het zuidelijk Westerkwartier, want de A7 is niet, zoals ik eerst dacht, de scheiding tussen het zuidelijk en het noordelijk deel. Hoe zit het dan? Sinds het midden van de 19e eeuw wordt onderscheid gemaakt tussen het noordelijk Westerkwartier (Middag en Humsterland met de voormalige gemeenten Aduard, Ezinge, Grijpskerk, Hoogkerk, Oldehove en Zuidhorn) en het zuidelijk Westerkwartier (Langewold en Vredewold, met Grootegast, Leek, Marum en Oldekerk). Het zuidelijk Westerkwartier kenmerkt zich door een kleinschalig coulisselandschap met houtwallen. Het gebied vormt, landschappelijk gezien, een voortzetting van de Friese Wouden, vandaar dat het in de 19e eeuw ook wel de Groninger Wouden (Fries: Grinzer Wâlden) werd genoemd. 

Van het noordoosten naar het zuidwesten lopen in het Westerkwartier de gasten (brede zandruggen) met daarop verscheidene dorpen in het groen. Voorbeelden daarvan zijn o.a. Nuis, Niebert en Marum maar ook de brede omgeving van Opende en Doezum. Laat deze wandeling ons nou precies vanaf Houtigehage naar Opende voeren waar deze houtwallen, langgerekte aarden wallen met een aaneengesloten beplanting van verschillende houtsoorten, sterk vertegenwoordigd zijn. Deze houtsingels vormen een natuurlijke afscheiding tussen graslanden. Voor de natuur en biodiversiteit zijn deze singels heel waardevol. Bescherming van dit coulisselandschap is inmiddels nodig, want vroeger maakten de houtsingels deel uit van het boerenbedrijf. Ze leverden ‘geriefhout’, brandstof en werden gebruikt voor veekering, maar tegenwoordig is dat niet meer zo. 

De sering bloeit volop onderweg

We starten in Houtigehage maar lopen een andere route dan volgens het boekje. De route is met het in gebruik nemen van wandelknooppunten in dit traject verlegd. Wij varen er wel bij, want ik denk dat deze (nieuwe) wandeling veelzijdiger en aansprekender is. 

De bekende aardappelruggetjes op de velden (R

Houtigehage is een heidedorp dat tot in de eerste helft van de 18de eeuw bestond uit hoge venen. De venen zijn kort daarna voor de turfwinning afgegraven. Toen dit in het midden van de 18de eeuw min of meer voltooid was, werd het geruïneerde landschap aan zijn lot overgelaten en ontwikkelde zich hier een heidegebied. Het dorp bestond toen eigenlijk uit niet meer dan een ongeordende en verspreid liggende verzameling spitketen (plaggenhutten). De naam ‘spitkeet’ komt van het meestal gebruikte bouwmateriaal, in het Fries ‘heidespitten’, stukken grond met heidewortels.  ‘Een woning ……..!? Niets anders dan een paar muren van plaggen, met vóór in een paar kleine ruitjes, waar de glazenmaker heusch niet veel aan verdiend had’, aldus een dominee over het wonen op de heide in de negentiende eeuw. Armoede troef dus! Tegenwoordig is (lijkt) dat heel anders.

We zijn nog maar net op weg of we lopen langs de Blauwe Dobbe, een waterplas, wat een pingoruïne, een overblijfsel uit de ijstijd, blijkt te zijn. Bij het meer staat het clubhuis van de ijsvereniging ’Fan Twa Ien’, waar, indien mogelijk, een marathontocht met 50 rondjes van 500 meter georganiseerd wordt. Het blijkt dat ze ook in de overige maanden niet stil zitten. Er zijn een groot aantal mensen bezig met radiografisch bestuurbare bootjes, van zeilboot tot zandzuiger, op het water. Hoewel een bijzonder gezicht, vragen wij ons wel voorzichtig af waarin het echte sportgevoel dan toch zit? Die ‘pure pracht en pret’ van een sport is kennelijk slechts te begrijpen voor de insider, want ik lees in een blog: ‘RC-boten zijn een sport op zich. De snelheid, het geluid en het ongehinderd doorklieven van het wateroppervlak……..wat is er leuker dan varen met een radiografisch bestuurbare boot als het weer het toelaat?’ 

Het is heerlijk wandelweer!
Wat is er leuker dan …….. (RK)

Het is heerlijk (wandel) weer en lopen door een waterrijke omgeving met mooie doorkijkjes.

Mooie doorkijkjes
Landelijke route (RK)

Regelmatig zien we kuddes Schotse hooglanders; ruig, indrukwekkend en nog dik in hun vacht. We lezen en leren dat hooglanders in een sociale kudde leven. Ze blijven altijd kijken naar de andere dieren in de kudde en zorgen voor elkaar. Zo liggen kalfjes bij elkaar in de crèche met één koe dicht in de buurt. De oudste koe van een kudde is de leider. Zij bepaalt waar er gegraasd wordt, wanneer er gedronken wordt en wanneer het tijd is om te rusten. Het zijn gewoontedieren die houden van routine. Ze zoeken bomen om zich even aan te schuren en in een warme periode vinden ze het fijn om in het water te staan om het lichaam af te koelen.

Imposante dieren

Later op de route, bij Opende, zien we zelfs een grote kudde waterbuffels. Die zie je hier niet zo vaak, toch? Het blijkt een kudde te zijn van een veeboer, die eigenlijk het liefst mozzarella wil produceren en dus zelf waterbuffels houden. Rondom de boerderij lopen nu zo’n 20 waterbuffels. Deze dieren grazen, als de omstandigheden het toelaten, dag en nacht buiten. Ze eten gras, hooi en graskuil van eigen grond en gedijen prima in een waterrijke omgeving. Dankzij hun gespreide hoeven zakken ze niet te ver weg in de drassige grond. Een bijzonder verhaal, misschien de volgende keer toch een mozzarella meenemen uit Opende?

Waterbuffels bij Opende (foto internet)

Onderweg zien we ook nestkasten op hoge palen in het veld die bedoeld zijn voor de torenvalk. De torenvalk was lange tijd de meest voorkomende roofvogel in Nederland, maar staat tegenwoordig op de ‘rode lijst’ van vogels. Het is een uitgesproken jager vooral op veldmuizen en is goed te herkennen aan zijn manier van jagen: stil hangend of biddend in de lucht. Met dit bidden wordt de vleugels snel heen en weer bewogen. Deze vogel broedt graag in nestkasten in open land. Hij bouwt dus zelf geen nesten, maar gebruikt een oud kraaiennest of een speciaal daarvoor gemaakte (torenvalk) kast, zoals hier. Zulke weetjes geven beslist iets extra’s aan het wandelen in de omgeving.

Als je heel goed kijkt zie de nestkast naast de grote boom in de verte

Langzamerhand komen we bij Opende, het meest westelijk gelegen dorp van de provincie Groningen en één van de weinige Groningse dorpen waar Fries gesproken wordt. De plaatsnaam is een verwijzing naar de ligging: op (= aan) het einde van de weg van Grootegast naar Friesland. Grappig is dat er in 2011 twintig ‘buitengewone berichten over het dagelijks leven in het Groningse dorp Opende’ verschenen in NRC Handelsblad. Volgens de redactie was de keuze voor Opende willekeurig. Een gemiddeld dorp, ver buiten de Randstad, geen doods dorp waar alleen de oudsten achterblijven en geen toeristisch dorp dat door buitenstaanders wordt overspoeld. Hun beschrijving van Opende is als volgt: ‘Weilanden, bomenrijen en houtsingels bepalen hier het uitzicht. Karige bebouwing valt in het niet bij veertien kleuren groen. Stemmen zijn schaars waar de wind heerst en het gras buigt. Noodweer zie je van verre naderen. Hier vegen ze nog de stoep en ook de stoep van de buurvrouw die slecht ter been is. Ze groeten onophoudelijk iedereen, ook vreemden. Kort: ‘Hoi.’ Kort is niet kortaf.’ Klinkt goed!

Het toegangshek van het Blotevoetenpad

Wij lopen Opende niet echt in, maar lopen het laatste stuk over het Blotevoetenpad of zoals ze hier zeggen ’t Blôde Fuottenpaad’. De naam zegt het al: schoenen en sokken uit en lopen op je blote voeten door modder, water en gras. Het idee voor het pad is ontstaan door het verhaal van een mevrouw die vroeger het pad liep van haar huis naar de kerk in het dorp.

Een herinnering aan lang geleden…….
Onderweg even uitrusten in de hangmat
Deze uitdaging laten we vandaag toch even links liggen (RK)

We horen dat er steeds meer van dit soort paden ontstaan. De filosofie achter deze blotevoetenpaden is dat de wandelaars, door letterlijk de ondergrond te voelen, zich bewuster zijn van hun omgeving. Er is wetenschappelijk bewijs dat wanneer je je voetzolen direct contact laat maken met de grond, je stofwisseling beter gaat werken, wat onder meer weer leidt tot een betere nachtrust en een goede weerstand. Verder stimuleert regelmatig blootsvoets lopen op diverse ondergronden niet alleen het hart en de bloedsomloop maar regelt het ook de bloeddruk. Mocht dit allemaal nog niet voldoende zijn, op blote voeten lopen is ook goed voor je evenwicht en een goed ontwikkeld gevoel voor evenwicht is goed voor body, mind & soul. Met deze opgedane kennis is het haast jammer dat wij onze schoenen niet hebben uitgetrokken deze keer. Een volgende keer zullen we ons zeker onderdompelen in de totale ‘blote voeten’ ervaring!

Altijd bewust van de omgeving :0 (RK)

(Ritmisch) wandelen

Knp: 51-50-79-78-77-74-75-39-40-42

Na een lange winterstop, waarin veel regen is gevallen en de grond vaak te nat en deels onbegaanbaar was, is het nu de hoogste tijd om ons ritme van regelmatig wandelen weer op te pakken. We weten inmiddels dat wandelen – in de natuur – goed voor ons is, maar het schijnt ook zo te zijn dat wanneer je samen beweegt (wandelt), je elkaar veel beter gaat begrijpen. Misschien hebben wij dat niet direct nodig? We begrijpen elkaar zonder samen wandelen gelukkig ook wel. De nieuwste stelling is echter dat je van wandelen eigenlijk slimmer wordt. Het helpt je om ideeën te verzinnen, je wordt creatiever. Daarnaast krijg je een goed humeur van ritmisch wandelen (als je samen met iemand anders wandelt, blijk je (onbedoeld) hetzelfde ritme aan te nemen) en een goed humeur en creativiteit versterken elkaar. Wat wil je nog meer? Reden genoeg om te beginnen!

Het vervolgstuk van ons (Westerkwartierplus)pad voert ons, volgens het boekje, over ’t Pad, langs een steenhuis en een borg en verderop langs een voormalig kamp, een pingoruïne en dwars door de weilanden. Dat klinkt veelbelovend.

Het Iwema Steenhuis

We starten bij het Iwema Steenhuis in Niebert. Een steenhuis is een vierkant bouwwerk, eigenlijk een woontoren, van tenminste drie verdiepingen en dikke muren (65 cm) gebouwd met kloostermoppen. De woonruimte bevond zich op de eerste etage en kon alleen worden bereikt via een ophaaltrap. Wanneer er gevaar dreigde, vluchtten de bewoners naar boven. Waarschijnlijk ging er dan van alles mee aan eten, drinken, wapens, dieren en, natuurlijk, sterke mannen. Dit betreffende steenhuis is rond 1400 gebouwd door de familie Iwema als zo’n toevluchtsoord. Hoewel steenhuizen meestal dienden als veilige haven voor de (Groningse) adel, heeft hier nooit een adelijke familie gewoond. Mogelijk was de (boeren)familie Iwema wel gelieerd aan de adel? In ieder geval bekleedden ze vroeger belangrijke ambten. Rijke boeren en grootgrondbezitters werden in de Middeleeuwen steeds rijker en er was dus behoefte aan een veilige plek om naar toe te kunnen gaan in onrustige tijden. Het Iwema Steenhuis is het enige overgebleven steenhuis van de ongeveer 160 steenhuizen die ooit in de provincie Groningen stonden. Het steenhuis werd rond 1850 grondig verbouwd en maakt sindsdien deel uit van een kop-rompboerderij. In de schuur is het molen- en bakkerijmuseum ’t Steenhuus gevestigd.

Helaas is alles dicht vandaag. Je kunt hier n.l. ook een lekker kopje koffie drinken op het terras met uitzicht op de tuin die enkele jaren geleden helemaal gerestaureerd is en waarin de oeroude rode beuk een pronkstuk is.

De eeuwenoude rode beuk (RK)

We laten de tuin en de beuk dus links liggen, we hebben deze al eens eerder uitgebreid bekeken, en lopen verder over één van de weinige nog bestaande oude, niet bestrate of geasfalteerde paden die de provincie Groningen nog kent. ’t Pad is de oudste verbindingsweg over de zandrug in het zuidelijk Westerkwartier tussen Marum en Tolbert. We lopen over een smal, tussen de weilanden door slingerend stuk totdat we bij de Coendersborg in Nuis aankomen.

De oudste verbindingsweg (RK)
Stukje van ’t Pad

De Coendersborg, vernoemd naar de familie Coenders, is ontstaan uit de samenvoeging van land van drie boerderijen: van de families Fossema, Harckema en Heringe. In 1668 kocht Ludolf Coenders, een raadsheer van Groningen de drie boerderijen. Zijn zus, Etta, was getrouwd met Iwo Auwema (zoals de familie Fossema toen heette). Ludolf ging het gebied gebruiken voor veenontginning en liet, vermoedelijk op de plaats waar de Fossemaheerd stond, een versterkt landhuis of een burcht (in het Gronings borg) bouwen. Het landgoed is ongeveer twee kilometer lang en 250 tot 500 meter breed. Door de veenontginning kwam Ludolf echter in conflict met zijn concurrent Georg Wilhelm von Inn- und Kniphausen, de heer van landgoed Nienoord in Leek. Ludolf liet de turf namelijk via Friesland afvoeren, terwijl de heer van Leek vond dat dat via zijn kanalen moest gebeuren. Dat leidde tot een langdurige juridische procedure die pas in 1801 werd afgesloten, vooral doordat de turfwinning toen ten einde liep. Dit hele conflict leidde zelfs tot een veldslag tussen de manschappen van de Coendersborg en die van Nienoord Leek, die de mannen van Von Inn- und Kniphausen, tot zijn schande, verloren. Na de veenontginning hebben de toenmalige borgbewoners besloten bomen te planten in het gebied, waardoor er nu een bijzonder landschap rond de borg te bewonderen is. Zulke verhalen onderweg maken het wandelen levendig en doen je beseffen dat de landschappen om ons heen niet ‘zomaar’ zijn ontstaan.

De Coendersborg

We lopen verder over de lange indrukwekkende oprijlaan waar aan weerskanten fraaie eiken staan. De kleine voetgangershekjes aan weerszijden van de grote poort staan open.

Een terugblik over de imposante oprijlaan (RK)

Schuin tegenover over ons zien we een beeld in het gras staan. Dit blijkt het gedenkbeeld ter herinnering aan kamp Nuis te zijn. Kamp Nuis was vanaf 1941 tot halverwege de jaren zestig een barakkenkamp. De oprichter was de Nederlandse Arbeidsdienst, die hier jongens vanaf 18 jaar onderbracht om hen een nationaal-socialistische vorming te geven. De kampbewoners moesten werken voor zakgeld, kost en inwoning. Aanvankelijk was het verblijf in het kamp vrijwillig, maar vanaf 1942 veranderde de sfeer. De mannen werden tenslotte aan het eind van de oorlog ingezet in de frontlinie van de strijd. Hun plekken in de barakken werden ingenomen door evacuees uit Arnhem en Limburg. In de eerste jaren na de oorlog werd Kamp Nuis een interneringskamp voor collaborateurs. In 1948 werd het kamp een jeugdgevangenis, onder supervisie van Veenhuizen. Er zaten jonge mannen die in Duitse krijgsdienst waren geweest en zelfs enkele hooggeplaatste SS’ers. De gevangenen werden aan het werk gezet in de omgeving. Aan het eind van de jaren veertig kregen de geïnterneerden massaal gratie en in 1951 sloot het kamp de deuren. Daarmee was het verhaal nog niet klaar want enkele maanden later werd het barakkenkamp opnieuw in gebruik genomen, nu voor de tijdelijke opvang van zo’n 250 Molukkers. De (KNIL) militairen verbleven samen met hun gezinnen in het kamp in de verwachting dat ze na enkele weken weer terug mochten keren naar hun vaderland. De koffers bleven letterlijk ingepakt. Deze hoop was vals. Pas in 1963-1964 verlieten de laatste bewoners het kamp. Tegenwoordig is het een depot voor archeologische vondsten en daarvoor ‘werd alles gesloopt en herinnert niets meer aan het kamp.’

Kunstwerk ter herinnering aan ……(RK)

Wij lopen langs de Kampweg naar ‘achteren’, richting weilanden en de daarin gelegen pingoruïne.

Onderweg naar de pingoruïne (RK)
Zeer nieuwsgierig naar ons (RK)

Een pingo is een heuvel die ontstaan is doordat een ondergrondse ijslens de bodem heeft opgedrukt. Zo’n heuvel kan wel zestig meter hoog worden en een diameter hebben van driehonderd meter. Als het ijs smelt ontstaat een pingoruïne, die de vorm van een krater heeft en wordt opgevuld met smeltwater. Het is hier mooi. We lopen over een smal paadje bijna rondom het water en genieten van het haast verstilde landschap om ons heen. Bijzonder, zeker wanneer je je realiseert dat dit water al duizenden jaren geleden, aan het einde van de laatste ijstijd, is ontstaan.

Ontstaan na de laatste ijstijd (je ziet het water nog net tussen het riet)

Onze weg vervolgt dwars door de weilanden om aan de andere kant vlakbij de A7 uit te komen. Hier moeten we overheen om op het Mienscheer te komen aan de andere kant. Ten noorden van de zandrug waren de weidegronden soms gezamenlijk in gebruik. Deze velden werden vaak ‘meenscharren’, ‘mienscheer’, ‘meentscheer’ (gemeenschapsgrond) of iets in die trant genoemd.

Verrassende borden langs de weg

Met de oversteek van de snelweg laten we het zuidelijk Westerkwartier definitief achter ons en lopen we verder op ‘onze’ helft. Hoewel de zon schijnt, is het toch nog behoorlijk fris vandaag met zo’n 10˚C. De natuur doet wel haar best en we zien vooral veel bloeiend raapzaad in de bermen. Even nalezen leert dat raapzaad symbool staat voor slecht bermbeheer. Het lijkt op koolzaad en ook uit deze plant kan (raap)olie geslagen worden. De rest kun je gebruiken om raapkoeken (veevoer) te maken. Wat hier staat groeit gewoon in het wild en geeft de omgeving een beetje kleur.

Vrolijke bermen

Inmiddels zijn we vlakbij Lucaswolde, een streekdorp met ongeveer 200 inwoners. We lopen even ten zuiden van het dorp door een mooi natuurgebied in de polder de Oude Riet. Deze polder staat bekend om zijn ‘opkwellend’ grondwater met een kenmerkende oranje/roestbruine kleur. Grondwater dat onder druk uit de bodem aan de oppervlakte komt heet kwel of kwelwater en heeft vaak een bijzondere waterkwaliteit. Vooral diepe kwelstromen die eeuwenlang door de bodem hebben gestroomd, zijn zuurstof- en voedselarm en vaak kalk- en ijzerhoudend. Hetgeen de volop aanwezige roestkleur verklaart. Bij het Dwarsdiep ligt ook de vogelkijkhut Lucaswolde. Je zult boven vast een mooi uitzicht hebben over de velden, maar de trap naar boven ontbreekt en van de dwarsbalken tussen de poten ontbreken ook een paar stukken. Misschien wordt het een en ander wel weer hersteld, maar nu hebben we er niets aan ;).

We kunnen hier niet omhoog

We komen langzaam maar zeker aan bij ons eindpunt van vandaag n.l. wandelknooppunt 42 op de weg Beldam behorend bij Lucaswolde. Het laatste stuk is (helaas) een lange rechte weg en daarmee echt een overbruggingsstuk. Grappig is dat je je vooral op zo’n saaier stuk realiseert dat ons denken, waarnemen en voelen niet los staan van wat er in ons lichaam gebeurt. Het denken, voelen en waarnemen wordt ‘belichaamd’. We gebruiken zelfs fysieke taal om psychologische processen aan te duiden. Je hebt een terugval. Woorden als ‘vastzitten’ ‘erdoorheen zitten’ en ‘impasse’ geven een (intern) conflict aan. Toch is dan ook hier weer de oplossing om naar buiten (de natuur in) te gaan of om, in ons geval, gewoon door te gaan, want door fysiek te bewegen maak je steeds verandering mogelijk en kun je zowel letterlijk als figuurlijk je doelen bereiken. Letterlijk bewegen (wandelen) verandert je denken, je gevoel en daardoor je leven! Met die overtuiging in gedachten zijn we alweer plannen aan het maken voor ons volgende wandelavontuur. Er zijn immers nog heel veel paden waar velen ons zijn voorgegaan.

Uitkijken over het Dwarsdiep