Challenge #2

‘Voor de liefhebbers, mijn tweede project over Groninger dorpen. Over welk dorp gaan deze foto’s?’ Ook dit dorp is geen onbekende voor de Groningers onder ons, maar het is de opzet van de fotograaf om bekende plekjes zo te fotograferen dat het wel typerend is, maar niet alles onmiddellijk weggeeft. Jules Deelder heeft dit erg mooi verwoord: 

‘Hetzelfde zien   –    Maar het zò zien.   –     Zoals niemand het zag’

Deze keer bestaat de puzzel uit maar liefst acht foto’s. Ik zal proberen om ze steeds per groepje te laten zien en daar weer iets bij te vertellen zonder de plaats te noemen. Op zich al een behoorlijke uitdaging ;).  

foto: RK
foto: RK

Langs het dorp liep vroeger een belangrijke rivier, waardoor dit dorp in de vroege Middeleeuwen waarschijnlijk een belangrijke handelsnederzetting is geweest. Dat wordt aannemelijker door een oorkonde uit 1507 waarin de Duitse koning Hendrik IV de grafelijke rechten van dit gebied en omstreken aan de aartsbisschop van Hamburg schenkt met daarbij ondermeer het recht om in dit dorp een markt te stichten en het recht om munten te slaan. Uit latere vondsten is gebleken dat hier inderdaad ooit munten zijn geslagen. Ondanks het oude markt-, munt- en tolrecht heeft deze plaats, mede door de dominante positie van de stad Groningen, zich echter niet heeft kunnen ontwikkelen tot een stad. De omslag kwam toen Groningen in de 15e eeuw de stapel- en marktrechten van de betreffende plaats in handen kreeg. Als het dan ook nog wordt platgebrand tijdens de Tachtigjarige Oorlog, gaat het stedelijke karakter helemaal verloren. Vanaf de 19e eeuw kwam er nieuw leven in de brouwerij met onder meer kalkbranderijen, steenbakkerijen en fabrieken, maar officieel een stad worden zat er niet meer in.

Uiteraard hebben de inwoners van dit dorp in het verleden ook een eigen scheldnaam gekregen. Ze worden wel ‘gladhakkers’ of ‘ledderdroagers’ genoemd. De verklaring van de bijnamen is niet zo duidelijk. Zo kom ik niet verder dan: ‘waarom precies wait ik nait’ voor beiden, waarbij er nog wel een aanvulling wordt gegeven voor de meest voorkomende naam: de gladhakkers, t.w. dat ‘hak’ (hiel) waarschijnlijk overdrachtelijk als ‘mens’ vertaald moet worden. Denk aan ‘kleumhak’ wat kouwelijk persoon betekent, ‘stommelhak’ wat staat voor iemand die langzaam voortstrompelt of ‘slofhak’ oftewel een vergeetachtig persoon. Mogelijk is de spotnaam ‘gladhakker’ voortgekomen uit de lokale dracht namelijk het dragen van hoefijzers onder de schoen om slijtage tegen te gaan?

foto: RK
foto: RK
foto: RK

Deze tweede serie foto’s gaan eigenlijk allemaal over de sfeer in het dorp. Het ijsje representeert naar mijn idee weer dat het populair is onder toeristen. Zoals een inwoner opmerkt: ‘De omgeving is hier prachtig. Een wijde blik verruimt het denken. Als je hier buiten bent, krijgt je hoofd de ruimte. Ik zie hoe mooi het is als een buitenlandse vriendin op bezoek is. Ze kijkt uit het raam en ziet de molen draaien. Ze vindt het water – ‘the little canals’ – prachtig. Het is hier oer hollands en zo’n idyllisch plekje.’    

Het dorp kent veel monumentale en karakteristieke panden, maar daarnaast ook arbeidershuisjes en voormalige kleine winkeltjes. Wat je in een stad hebt, heb je hier in het klein. Het is een bruisend dorp, maar beslist geen museumdorp. Er wordt ‘gewoon’ gewoond, gewerkt en geleefd. Het dorp bezit drie wierden, waarmee wordt aangegeven dat de oorspronkelijke drie dorpen nu aan elkaar zijn gegroeid en heeft sinds 1982 een beschermd dorpsgezicht. Twee van de oorspronkelijke wierden (de derde is totaal opgegaan in het dorpsbeeld), zijn verbonden via een stenen boogbrug, De Boog, die in de oorlog werd opgeblazen in een poging de opmars van de Duitsers te stoppen (later is de brug in ere hersteld) en een zogenaamd ‘hoogholtje’, een hoge voetbrug zodat schepen er onderdoor kunnen. Deze Jeneverbrug dankt haar naam aan het drukke verkeer van mensen over en weer. Omdat het gras altijd groener is aan de overkant, gingen de inwoners graag hun borrel halen aan de andere kant van het water. Een hachelijk onderneming, lijkt me, met al die ‘popkes nathals’ (zuipschuiten), maar zoals de Groningers zeggen: ‘nait soezen moar broezen’ geen woorden, maar daden.

Dan zijn we toe aan de laatste foto’s om een nog beter idee te krijgen over welk dorp het hier gaat. Een kerk en een molen, onmisbare attributen toch voor welke plaats dan ook?  

foto: RK
foto: RK

Vanzelfsprekend staat in beide oorspronkelijke dorpen een middeleeuwse kerk. De 13e-eeuwse Sint Nicolaaskerk staat midden op de ene wierde. Sint Nicolaas is de patroonheilige van onder meer de zeevaart, wat een herinnering is dat de scheepvaart lange tijd van groot belang was voor het dorp. Op een gegeven moment waren er zelfs drie scheepswerven. Rond deze wierde loopt een ‘ossengang’, een weg die vroeger rond de voet van een wierde liep en werd gebruikt om met het vee naar het eigen huis te lopen. Tegenwoordig tref je nog slechts bij een handvol wierden de ossengang zoals vroeger. Grappig weetje is dat de bekendste ossengang die van het dorp Leermens is. Een typisch Gronings gezegde verwijst hiernaar. Als iemand ‘om Leermens is gekomen’ dan heeft hij de zaken van alle kanten bekeken. 

De molen op de foto is een koren- en pelmolen. Met een pelmolen wordt gerst tot gort gepeld door het kaf van de graankorrel te scheiden. De gepelde korrels moesten eerst 12 uur weken en vervolgens een uur worden gekookt. Een tijdrovend werkje. Tot begin 20e eeuw werd het in Nederland nog gebruikt als maaltijdbasis, maar in die functie is het tegenwoordig vrijwel volledig vervangen door rijst en pasta. 

Mocht het nog nodig zijn, dan volgt nu de ontknoping. Het dorp, Winsum, is herontdekt met haar benoeming tot mooiste dorp van Nederland in 2020. Een jonge inwoner van het dorp vertelt: ‘Ik kom uit Winsum’  maar bijna niemand weet waar dat ligt. ‘Tussen de stad Groningen en Pieterburen’, zeg ik dan. Dan kennen ze vaak wel van de zeehondencrèche. Je hebt Giethoorn, maar nu dus ook Winsum.’ Winsum staat dus op de kaart, maar waarom heeft een jury uiteindelijk voor Winsum gekozen? Concluderend noemt de jury Winsum ‘een levendig dorp met de voorzieningen van een kleine stad, heerlijke straatjes om doorheen te dwalen, twee kerken, twee molens en dat schitterende Winsumerdiep, een blauwe ader door de bebouwing.’

Welk dorp is dit?

‘Een nieuw (zelf) project en een leuke uitdaging is om de identiteit en het karakter van een Gronings dorp vast te leggen in een beperkt aantal (abstracte) foto’s. Aan jullie om te raden om welk dorp het gaat?’ Hiermee wordt het startsein gegeven voor het opnieuw ontdekken van onze eigen provincie, zowel voor de fotograaf als de kijker. Voor alle ‘Groningers’ is deze eerste challenge misschien een inkoppertje, maar daarom zeker niet minder leuk.

Wanneer we kijken naar voorwerpen of wanneer we voorwerpen zien, betekenen kijken en zien in deze context dan wel hetzelfde? Er is inderdaad een verschil in betekenis. Kijken staat voor ‘met aandacht zien’ terwijl zien ‘waarnemen met je ogen’ betekent. Zien is dus meer veelomvattend, het is weten wat er wordt waargenomen. Als we nu kijken naar deze eerste serie foto’s wat kunnen we dan waarnemen (zien)?

foto: RK

Het lijkt erop dat voor dit dorp de visserij belangrijk is. Om een tipje van de sluier op te lichten……. Vroeger was deze plaats van groot belang voor de kustvisserij, maar daarnaast tevens een tactisch belangrijke verdedigingsschans. Om met de visserij te beginnen.

foto: RK

Ruim drieduizend jaar geleden bestond een deel van de huidige provincie Groningen vooral uit eilanden, denk aan de bekendste eilanden uit die tijd ‘Middag’ en ‘Humsterland’. Naarmate dit gebied steeds minder onder water kwam te staan en meer en meer begroeid raakte, bleek deze grond uitermate aantrekkelijk voor bewoners van de zandgronden (Drenthe). Dit nieuwe land bleek vruchtbaar en tevens een goed weidegebied voor vee. De nieuwkomers bereikten dit kustgebied door de rivieren, de ‘oerstromen’, te volgen naar zee. De rivieren het Reitdiep, de Lauwers en ook het Hunsingokanaal komen hier bij elkaar; een samenvloeiing van wateren uniek in Europa. De inwoners van het dorp hadden vroeger bijnamen als ‘Schelleviskoppen’ of ‘Vlintboksems’. De eerste bijnaam lijkt me duidelijk, de tweede betekent letterlijk ‘kleibroeken’. Verzin daar maar eens een logische verklaring bij…….. Tegenwoordig is het dorp, zoals we kunnen zien, vooral bekend door de Hollandse garnaal.

foto: RK

Hoe zit het dan met het belang van de verdedigingsschans? De eerste inwoners van het dorp waren waarschijnlijk soldaten. Nederland viel sinds 1482 onder het Spaanse Rijk en de schans was een strategisch belangrijk punt. Het Reitdiep was toen de enige vaarweg vanaf zee naar de stad Groningen en stroomde zonder belemmering tot in het hart van de stad. Als verdedigingsbolwerk voor de stad werd hier (in 1576) een militaire schans gebouwd door de Spanjaarden. Om het een en ander niet helemaal weg te geven laat ik de naam van de schans achterwege. In de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648), oftewel de vrijheidsstrijd van de Nederlanden tegen Spanje, werden regelmatig plundertochten door de Watergeuzen, die samenwerkten met Willem van Oranje, uitgevoerd in dit gebied. Ter verdediging tegen de vele plundertochten, brandstichtingen en aanvallen op alles Spaans of Rooms Katholiek hadden de Spanjaarden op meerdere plaatsen verdedigingswerken gebouwd. In de hier betreffende schans hadden de Spanjaarden op een gegeven moment ter verdediging zo’n honderd soldaten ondergebracht. Hoewel de schans een behoorlijke wal en gracht had, was de ruimte binnen zo krap en zo klein dat de honderd soldaten er hun verdedigingswerk eigenlijk niet goed konden verrichten. Nog lastiger voor de verdediging was echter dat de dijk door de gracht liep tot aan een bastion (een bastion is een vijfhoekige uitbouw aan de muur of de wal van een versterking, uitgevoerd in steen of aarde), waardoor de aanvallende partij dat gedeelte nogal gemakkelijk kon naderen. De langste strijd, de ’Slag om ……….’ (het blijft spannend), een strijd om dit verdedigingswerk te bezitten om de aan- en afvoer van en naar de stad Groningen te beheersen, duurde vijf dagen, waarna de Spaansgezinden zich overgaven.   

foto: RK
foto: RK
foto: RK

Kijken we naar de laatste drie foto’s dan zien we respectievelijk een dijk, ijs en vis, wat mijns inziens staat voor een kustdorp, toerisme en visserij. Zoals al eerder opgemerkt waren de inwoners grotendeels afhankelijk van de visserij. De visserij ging jarenlang goed en de bloeiende handel en economie gaf een grote impuls aan het dorp. De vis, voornamelijk schelvis en sardien, werd over het Reitdiep verscheept naar Groningen om daar bij de Vishoek en de Vissersstraat te worden verkocht. Het dorp heeft zich op deze manier langzaam maar zeker ontwikkeld tot handels- en vissersplaats. De keerzijde was dat het er steeds voller werd met kleine simpele arbeiders- of vissershuisjes. `Omdat er toentertijd door de vestingwet niet buiten de vesting mocht worden gebouwd, moesten de huisjes tenslotte dus ‘schouder aan schouder’ staan. Als iemand ging trouwen werd er gewoon een stukje aan een ouderlijk huis bijgebouwd. Het dorp stond dan ook bekend om zijn nauwe straatjes. Ook vandaag de dag is het nog steeds een pittoresk dorp. 

Mocht je de naam van het dorp nog niet geraden hebben, dan volgt nu de ontknoping.

De eerste vermelding van ‘onze’ plaats komt uit een akte uit 1418. In deze akte wordt o.a. gesproken over de Redgerrechten (een Redger was een plaatselijke bestuurder, die optrad als plattelandsrechter en notaris) van ‘Waelkamaheert’ te ‘Soltcampum’. De betekenis van de naam heeft waarschijnlijk te maken met de buitendijkse winning van zout. ‘Solt’ betekent dan ‘zout’ en een ‘kamp’ is een omheind stuk land of veld. De zoutwinning zou hier gestopt zijn door de Tachtigjarige Oorlog. Later is de naam veranderd in het bekende Zoutkamp of Soltkamp zoals volgends haar inwoners de juiste uitspraak is. In 1877 werd het Reitdiep tussen Zoutkamp en de Nittershoek afgesloten met een Provinciale dijk met daarin de grote Provinciale sluis. De sluis kreeg de bijnaam ‘Poort tot Groningen’ of simpelweg Reitdiepsluis. De reden voor de afsluiting was het beter kunnen controleren van het water. Het Reitdiep was immers een uitloper van de Lauwerszee en liep tot in de binnenstad van Groningen. Bij storm en hoog water gaf dit dus een behoorlijk risico. Na de watersnood van 1953 werd besloten dat de hele kustlijn in Nederland moest worden aangepakt. Voor het Lauwerszeegebied zag Rijkswaterstaat twee opties: ophoging van de dijk of afsluiting van de zeearm. Tot grote teleurstelling van de vissers in Zoutkamp viel de keuze op de tweede optie. In 1969 werd de Lauwerszee afgesloten en ontstond het Lauwersmeer. Inwoners van Zoutkamp ervoeren dit als een regelrechte ramp, want met de afsluiting verdwenen niet alleen het eb en vloed, maar ook de vissersschepen en de bedrijvigheid uit het dorpsbeeld. Volgens bewoners was het dorp meteen na de afsluiting ‘zo dood als een pier’, ‘een verdrietig dorp in ruste’. Nu, zoveel jaren later, is Zoutkamp weer een levendig dorp. Hoewel de visafslag is verhuisd naar Lauwersoog, waar weer een vissersvloot van ruim 30 schepen, net zoveel als in 1969, ligt, staat op de zijkant van die schepen nog steeds fier ZK, zoals het dorp destijds heeft afgedwongen. In het dorp zelf hangen weer visjes (paling) te drogen, leggen schepen aan, stromen de terrassen zomers vol en flaneren toeristen langs de kade. De nu zo geroemde, populaire en vaak gefotografeerde gekleurde huisjes waren vroeger niet meer dan een paar verveloze loodsen waar weinig gebeurde. ‘Zonder mij was Zoutkamp dood geweest,’ zegt Van der Ploeg, eigenaar van garnalen- en schelpenhandel De Rousant én de man achter de gekleurde huisjes, dan ook. Zijn overgrootouders legden de basis voor het (bekende) garnalen verwerkingsbedrijf Heiploeg, waarna zijn opa en vader het bedrijf runden. Halverwege de jaren 90 verkocht hij zijn aandelen en begon met garnalen-en schelpenhandel De Rousant. Met De Rousant bracht Van der Ploeg de garnalenafslag en daarmee ook de schippers- en vissersboten terug in Zoutkamp. Grappig is zijn verhaal hoe het familie- bedrijf ooit ‘hofleverancier’ is geworden. Officieel is een hofleverancier een bedrijf dat of een persoon die producten of diensten levert aan een koninklijk of keizerlijk hof. In Nederland is het tegenwoordig een eretitel, waarbij het niet meer zo is dat de hofleverancier ook werkelijk goederen of diensten aan het hof levert. Zijn verhaal: ‘Toen koningin Juliana in 1950 in Hotel de Doelen in Groningen verbleef, wilde ze graag garnalen eten. Mijn opa kreeg een telefoontje met de bestelling. Diezelfde avond nog is mijn oma ze gaan pellen en bracht mijn opa ze met zijn T-Ford naar Groningen. Later ontvingen zij een telegram waarin de koningin hen bedankte en vertelde dat de garnalen zo lekker waren. Nou, ben je dan hofleverancier of niet?’