(het Venetië van Portugal)
Het Portugese plaatsje Aveiro staat bekend als het Venetië van Portugal. Water moet dus wel een belangrijke rol spelen in deze oude havenstad. Dat klopt zeker want dankzij de ligging aan de Atlantische Oceaan was Aveiro in de middeleeuwen een belangrijke handelslocatie. Bovendien is de stad omringd door de grootste lagune van Portugal en Spanje, de Ria de Aveiro. Het binnenmeer met dezelfde naam ligt aan de rand van de stad en is via meerdere kanaaltjes, die ook door het sfeervolle centrum slingeren, verbonden met de zee. Aveiro heeft haar naam te denken aan alle vogels die vroeger al in dit gebied leefden. ‘Ave’ betekent namelijk vogel in het Portugees. Na de welvaart in de 14e eeuw en aan het begin van de 15e eeuw heeft Aveiro een mindere periode gekend. In de winter van 1575 werd de stad tijdens een hevige storm geteisterd door een vloedgolf. Het gevolg was dat de toegang naar de vissershaven geblokkeerd werd, waardoor de handel stil kwam te liggen. De vissers moesten maar liefst vijftig jaar wachten tot er weer een open verbinding kwam met zee.
Door al deze informatie snippers is onze interesse gewekt en besluiten we op onze laatste dag in Portugal zelf te kijken of de aanduiding ‘Venetië’ terecht is of niet. We gaan weer met de trein, dat is de vorige keer prima bevallen. De mevrouw achter het loket vertelt ons dat er vandaag stakingen te verwachten zijn en dat we het er niet op aan moeten laten komen. Wacht niet tot de laatste trein is haar advies. De trein is afgeladen vol. Het blijkt dat het merendeel van alle reizigers ook inderdaad naar eindstation Aveiro gaat. Kennelijk toch iets bijzonders? Of is ‘Semana Santa’ (de Stille-, Goede- of Heilige Week) volgende week misschien de reden? De Goede Week, zoals de katholieken zeggen, is de week die ons stil laat staan bij het lijden, sterven en verrijzen van Christus, omdat het de laatste week is die Christus doorbracht in Jeruzalem. De Goede Week wordt samen met Pasen als de belangrijkste liturgische hoogdagen beschouwd. In het overwegend katholieke Portugal (85%) zal dat ook beslist zo zijn.
Een dik uur later staan we in Aveiro. Het is vandaag een beetje een mistroostige dag. Niet echt koud met 16-18 graden, maar wel heel druilerig. Het is voor het eerst deze week dat we de jassen echt nodig hebben. Overal om ons heen zien we mensen met kleurige paraplu’s, hetgeen het straatbeeld toch een onverwachts vrolijk tintje geeft.
Naast het huidige, nieuwe station bevindt zich het oude treinstation dat kennelijk net is opgeknapt. Ook dit is weer een gebouw wat superlatieven uitlokt. Met name op de achterkant van het gebouw zijn de meeste plateaus versierd met de beroemde blauwe tegeltjes. In combinatie met de verder spierwitte muren zeker een absolute blikvanger.
Vanaf het station is het eigenlijk één lange rechte weg richting centrum. Ook hier zijn ze volop aan het breken en bouwen. Tussen het verval en de ‘gewone’ eentonigheid aan huizen zien we echter ook mooie architectuur. De ligging aan de rivier Ria en de lange lagune maakten van Aveiro, dankzij de zoutwinning en zeewierhandel, een rijke stad. Aan het einde van de 19de eeuw beleefde het stadje haar bloeiperiode en daar zijn de mooie Art Nouveau gebouwen een goed voorbeeld van. Art nouveau (of in ’t Duits: jugendstil) was, tussen 1890 en 1914, een reactie op populaire en klassiekere stijlen als neoclassicisme. Art nouveau wilde vernieuwen en vernieuwend zijn. De stijl kenmerkt zich door asymmetrische en organische composities, de natuur was een grote inspiratiebron. Het zogenaamde ‘ovos moles’ gebouw is hier een mooi voorbeeld van. Op de bovenverdieping zie je gebogen ramen met smalle balkonnetjes gemaakt van gedraaid ijzer compleet met bloemmotieven.
De ‘ovos moles’, een regionale en eeuwenoude zoetigheid gemaakt van eigeel en suiker, bestaan al ongeveer 500 jaar. Vroeger was het gebruikelijk dat mensen kippen gaven aan de kloosters. De nonnen gebruikten de eieren en scheidden het eigeel van het eiwit. Het verwarmde eiwit werd gebruikt om lastige kledingonderdelen te strijken, zoals boorden en kragen. Het eigeel bleef over, het werd nergens voor gebruikt en had een korte houdbaarheid. Eén van de nonnen van het ‘Convento de Jesus’ in Aveiro kwam tot de ontdekking dat toevoeging van heel veel suiker de houdbaarheid van het eigeel kon verlengen. Dit bleek het begin te zijn van deze ovos moles (letterlijk: zachte eieren). Eeuwen later, in 1834, werden de kloosters gesloten. De vrouwen in Aveiro leerden van de voormalige nonnen hoe ze deze ‘ovos moles’ konden bereiden en dit gebruik ging over van generatie op generatie. We zien inderdaad overal uithangborden waarop deze delicatesse wordt aangeprezen. Vaak worden ze verkocht in hele kleine, traditioneel beschilderde houten vaatjes. De afbeeldingen zijn motieven uit Aveiro. Ook kleine vaatjes van keramiek worden gevuld met het gele mengsel, evenals (maritieme) vormpjes van ouwel of eetpapier. Wij gaan voor een ouwel vormpje om te proeven. Je moet over alles tenslotte kunnen meepraten, nietwaar? Het is echt heel zoet!
Op het plein middenin het historische centrum is het gezellig toeven. Hier strijken we neer op een terrasje onder grote parasols, want het regent nog steeds. De specialiteit van dit restaurantje zijn vooral de ‘sandes de leitão’ en de ‘sandes de pernil’. Broodjes ‘biggetje’. Hmmm, naast de toonbank wordt een speenvarkentje langzaam gaar en knapperig geroosterd en afhankelijk van de ‘vetheid’ van het vlees bestel je dus een broodje. Ik ga voor de eerste, een broodje speenvarken vers van het spit. Hoewel ik niet echt een liefhebber ben van varkensvlees is dit absoluut lekker mals en sappig. Riep gaat voor het broodje pernil, volgens de ober een ‘betere en smakelijker keus’. Dit gemarineerde varkensvlees met een hoger vetgehalte maakt het geheel ‘zowel sappig en smeuïg tegelijk’. Het is de vriendelijkheid alom die van deze lunch een memorabele maken. Dit is ondanks de regen echt vakantie!
Het kleine historische centrum is een prachtig stukje van de stad met een hoop fraaie gebouwen die versierd zijn met, hoe kan het ook anders, keramische tegeltjes, gekleurde huisjes die voor een vrolijke sfeer zorgen, geplaveide straatjes en een paar gezellige pleinen om wat te eten en te drinken. Dwars door het hart van het historische centrum lopen natuurlijk diverse kanalen (Venetië) waarin vrolijk gekleurde houten boten -‘moliceros’- dobberen, die inderdaad wel een beetje op gondels lijken.
De lokale bevolking maakte vroeger gebruik van de natuurlijke omstandigheden waarin ze leefden, dat betekende visserij, zoutwinning en landbouw. Om de landbouwgronden te bemesten werd zeewier (in het Portugees ‘moliço) gebruikt dat veel voorkwam in de Ria. Met een soort harkjes die aan de boot bevestigd zijn, kon de wier van de ondiepe bodem worden gehaald. De moliceiro is een ongeveer 15 meter lange smalle boot met een platte bodem. De boeg en het achtersteven hebben een wat opkrullende punt die vaak in vrolijke kleuren beschilderd zijn. Traditioneel had de boot een zeil en een stok. Geven al deze elementen de associatie met Venetië aan? Tegenwoordig zie je de stok en het zeil nog wel, maar heeft de buitenboordmotor de functie overgenomen. Lopend langs het hoofdkanaal worden we regelmatig gevraagd of we een tochtje willen maken. We slaan het telkens vriendelijk af, de regen in combinatie met grote paraplu’s die je het uitzicht grotendeels ontnemen, doen de ervaring vast geen goed. Op zich wel jammer, want ondanks alle indrukken en de afzonderlijke herkenbare elementen heb ik toch niet het idee dat we het ‘Venetië gevoel’ echt uit dit tripje hebben gehaald.
Lekker hoor, zo’n vakantieweekje Porto!
LikeGeliked door 1 persoon