Naar het schijnt werden er al appels gegeten in de steentijd (300.000 tot 2.000 jaar voor Christus). Dit weten we omdat er bij archeologische opgravingen in de gemeente Tiel (2017) gesneden en gedroogde wilde appels van zesduizend jaar oud werden gevonden. De appelbomen in onze tuin zijn weliswaar niet zo oud, maar er zitten misschien wel (oer)oude rassen tussen? Onze boomgaard wordt ook wel eens een appelhof genoemd, een naam die van oudsher werd gegeven aan ‘een hof of een huisweide met appel- en andere vruchtbomen, grenzend aan het erf van de boerderij of woning van notabelen als de dokter of de dominee. Het was een teken van rijkdom. Een letterlijk appeltje voor de dorst? 😉
Wist je trouwens dat er heel veel spreekwoorden en gezegdes bestaan met fruit in de hoofdrol? Neem alleen al de appel. Naast de meer algemene als ‘door de zure appel heen bijten’, ‘een schip met zure appelen’ en ‘appeltje-eitje’ zijn er ook anderen die ik nog niet eerder gehoord had. Wat denk je van: ‘als het appeltje rijp is, valt het vanzelf’ (wees geduldig), ‘dat is geen appelgebak’ (dat is niet niks), ‘dat zijn appelkoekjes’ (dat is flauwekul) of ‘dat zijn appels op gouden benen’ (dat is zeer zeldzaam)? Helemaal apart vind ik ‘als de appel rijp is, valt hij, ook al is het in een moddersloot’ wat betekent dat wie te snel trouwt om maar een man of vrouw te hebben, vaak bedrogen uitkomt. Bijzonder hoor!
Via via komen we in contact met een pomoloog. Pomologie komt van het Latijnse ponum wat boomvrucht betekent of mogelijk van Pomona, de godin van de boomvruchten. Het is de leer van het fruit en de fruitsoorten en wordt ook wel ooftkunde genoemd. Onze pomoloog is nog in opleiding en bruist van enthousiasme. Ze loopt heen en weer langs onze appelbomen, keurt, snuift, observeert, maar is toch niet helemaal zeker van zichzelf. Ze besluit van elke appelboom een vrucht mee te nemen om zich, de volgende dag, met haar collega’s over het probleem van de juiste soortnaam te buigen. Om het zichzelf gemakkelijker te maken maakt ze een snelle schets van onze bomen en voorziet ze de bijbehorende appels van een stickertje, zodat ze straks precies weet welke appel bij welke boom hoort, want ze wil ons straks geen appelen voor citroenen verkopen.
Wanneer ze even later op haar gemak bij ons in de keuken zit, wil ze ons graag van alles en nog wat over ‘haar appels’ vertellen. Ze begint vol verve dat iedereen in zijn of haar tuin, hoe klein dan ook, wel een plekje kan vinden voor een appelboom, want zeg nu zelf, een boom vol appels geeft je immers een rijk gevoel? Natuurlijk heeft niet iedereen een grote tuin, maar mocht dat wel het geval zijn……ga dan voor een heuse boomgaard waarin appelbomen natuurlijk niet mogen ontbreken! Ik lees later dat in een eigen boomgaard naast de appelboom, eveneens een peer, een kers, een pruim, een kweepeer, een abrikoos en/of een walnoot horen. Wij scoren maar liefst 5 van de 6 of 7. Niet gek. Onze dame laat het andere fruit uiteraard links liggen, ze is tenslotte slechts deskundig op haar eigen terrein, dat van de ‘malus domestica’. Ze weet ons verder nog te vertellen dat appels oorspronkelijk uit centraal Azië komen, vervolgens via handelsroutes naar het vroegere Perzië gebracht werden, via de oude Grieken in Italië belandden en tenslotte door de Romeinen meegebracht werden naar onze gebieden. Met recht een wereldreis. Haar verhaal loopt/staat als gouden appels op zilveren schalen; het wordt gebracht met overtuiging en mooie woorden. Ze vertrekt met de belofte ons op de hoogte te houden.
Enige tijd later ontvangen we een email met een ingevulde schets van onze boomgaard. We lezen namen als ‘Bramleys Seedling’, ‘Schone van Boskoop’, ‘Notaris’, ‘Casseler Reinette’ (zowel groot als klein) en ‘Jonagold’. De andere appelbomen zijn gelaten voor wat ze zijn, maar dit is absoluut een eerste stap. Behalve de laatste zijn de namen voor mij onbekend. Tijd voor verdieping.
Bramley’s Seedling (foto; internet)
Bramley’s Seedling staat bekend als de groene (moes)appel met de rode blos. Deze appel is groot tot zeer groot, onregelmatig van vorm, zeer geschikt voor taarten en desserts en een schaarse appelsoort in Nederland. De eerste Bramley’s Seedling groeide uit een pit die in 1809 door een jong Engels meisje in haar tuin was geplant. Deze ‘heerlijke appel’ werd daarna aan een kweker verkocht, meneer Bramley, die hem op zijn beurt over de hele wereld verspreid heeft. Oud ras nummer 1. Leuk!
Goudrenet (foto; internet)
De ‘Schone van Boskoop’ is een oud Nederlands ras (1835), maar is in de volksmond beter bekend als de Goudrenet. Dat is een verrassing, want deze soort is mij natuurlijk wel bekend. De appels zijn dofgeel tot lichtrood met een verfrissend zurige smaak. Deze appel is prima geschikt als handappel, maar kan ook goed verwerkt worden in warme gerechten. Volgens de beschrijving komt de goudrenet echt perfect tot zijn recht in een appeltaart. Top!
Notarisappel (foto; internet)
De Notarisappel of ‘Notaris’, in 1890 gekweekt door notaris van den Ham in Lunteren, is misschien de bekendste appel van ons land. De notaris (de man) hield zich bezig met het ontwikkelen van o.a nieuwe appelrassen uit zaailingen, waarbij dit ras waarschijnlijk een zaailing van de ‘Princesse Noble’ is, die veel overeenkomsten heeft. Toch is deze (oude) appel sinds de jaren ’60 steeds onbekender geworden. Jammer, want het is een lekkere appel die op vele manieren geconsumeerd kan worden. Ondertussen hebben we daarmee al drie oude rassen in onze tuin. Dat belooft wat.
De Jonagold is echter geen oud ras. Hij is ontstaan door een kruising van de ‘Golden Delicous’ en de ‘Jonathan’ in de VS en is eind jaren 60 in Europa geïntroduceerd. Met z’n sappige vruchtvlees en zeer goede smaak is dit alweer een veelzijdig exemplaar.
Volgens het lijstje blijven de kleine en grote ‘Casseler Renette’ nog over. Renet, renette of reinet(te), je raakt ervan in de war. De namen van rassen mochten voor 1951 vertaald worden in de eigen taal, maar sindsdien geldt dat de oorspronkelijke naam gebruikt moet worden. Dat betekent dat je bij Franse rassen ‘Reinette’ gebruikt, bij oude Duitse rassen ‘Renette’ en bij Nederlandse rassen ‘Renet’. Nu dit duidelijk is, is ook duidelijk dat de Kasseler Renette een met de Goudrenet vergelijkbaar ras is. De Nederlandse Goudrenet is waarschijnlijk een afstammeling van de van oorsprong Duitse appel.
Oogstappel (foto: internet)
Nu hebben we naast al deze bovenstaande varianten ook nog een jong appelboompje met erg vroege appels in de boomgaard staan. Zouden wij zelf kunnen determineren welke appelsoort het hier betreft? Omdat de schil heel licht groen is en bijna doorzichtig, komen we uit bij de ‘Transparente Blanche’. Ook wel bekend onder de naam ‘oogstappel’, omdat de appel rijp is in de oogstmaand juli. Zo van de boom smaakt hij friszuur en sappig. Hij is echter maar een week of vier houdbaar, maar door de appels alleen te plukken als je er zin in hebt, kun je er toch lang van genieten. Dit is echt een aanwinst in het geheel. We zijn hiermee zeker een heel stuk wijzer geworden. Zullen we op de open plek in ons appelhof nog een oud Gronings appelras neerzetten? Appelrassen met namen als ‘Zoete kroon, ‘Sterappel’, ‘Dubbele Bellefleur’ en ‘Groninger Kroon’ spreken toch tot de verbeelding?
De appel zelf heeft trouwens voor diverse mensen een verschillende betekenis; dit kan of een letterlijke, een zedelijke (deugdelijke) of een mythische betekenis zijn. Het volgende verhaal/sprookje van de auteur Werner Bergengruen (1892-1964) getuigt hiervan: ‘Boven een muur was een tak van een appelboom te zien waaraan één enkele appel hing. Deze appel had een bijzonder mooie kleur en een volkomen ronde vorm. Drie mensen liepen langs deze muur, keken omhoog en zagen de appel. De eerste dacht: ‘Dit is een heerlijke vrucht. Zijn geur is zoet en zijn vruchtvlees is zeker wit en stevig. De hand die deze appel zal plukken en de tong die hem zal proeven, mag zich gelukkig prijzen.’ De tweede dacht: ‘Er was veel nodig om deze vrucht te laten worden tot wat hij is: de wilde oerboom, een edele loot om te enten, de ervaring van vele menselijke generaties, zon, regen en vooral geduld.’ De derde passant dacht: ‘Deze appel is zo rond als een wereldbol en net zo rijk gekleurd. Hij omsluit alle rijken en hun heerlijkheid. Onze voorouders hebben ervan gegeten. Wie ertoe aangewezen is, zal de rijksappel wegen zoals het kind van de Maagd naar de appel in de hand van zijn moeder greep en hem speels in zijn handpalm woog, want zo hebben de grote meesters het geschilderd.’ Zo zie je maar weer…..er is meer te vertellen over een appel of een appelras dan je op het eerste gezicht zou denken.