Drenthepad: kaart 34
Bij Pompeï denk ik meteen aan verwoestingen en opgravingen op grote schaal. Weet je nog? Een uitbarsting van de vulkaan de Vesuvius markeerde in 79 het abrupte einde van de Romeinse stad Pompeï. Bedolven onder een laag as en puin conserveerde de vulkaan het dagelijks leven van al haar inwoners. Sindsdien wordt er al honderden jaren gegraven in de dikke aslagen die de stad hebben bedolven. Tegenwoordig is een groot gedeelte van de stad reeds opgegraven, maar nog lang niet alles. Wat heeft die uiteenzetting nu met Drenthe te maken? Het blijkt dat wij in Nederland een eigen archeologisch terrein hebben….. in Drenthe. Sinds 2000 is De Strubben Kniphorstbosch, een gebied tussen Schipborg en Anloo, het eerste, en tot nu toe het enige, archeologisch reservaat van Nederland. We gaan dit gebied vandaag doorkruisen. Onnodig om te zeggen dat onze verwachtingen hoog gespannen zijn?

De dubbele naam van het gebied is te danken aan de hier veel voorkomende ‘strubben’ of ‘stobbige eiken’ en aan de familie Kniphorst die in de 19e eeuw eigenaar en ontginner was van de toenmalige heidevelden om er een bos aan te leggen voor de houtteelt. ‘Strubben’ (strubbe betekent kreupelhout) zijn typisch Drents, het zijn ‘eiken die stelselmatig afgevreten werden door schapen en daardoor opzij zijn gaan groeien’. Het hout werd hier vroeger om de 10 tot 15 jaar gekapt door zogenaamde ‘eekschillers’. Zij verkochten de eikenbast aan de leerindustrie voor het maken van looizuur en de bundeltjes hout als brandhout in de dorpen. Op de stronken liepen dan weer nieuwe eikenstammen uit, waar de schapen graag aan knabbelden. Toen de schapen verdwenen, zijn de eiken in grillige vormen verder gegroeid met fantastische bomen als resultaat. We blijven ons verbazen.

Hebben eiken nog een bijzondere betekenis? Even zoeken leert dat eiken waardigheid, wijsheid en de verbinding tussen hemel en aarde symboliseren. Het Griekse woord voor eik is ‘drus’ wat lijkt op het woord druïde (Keltische priesters die ook wel ‘eikmensen’ genoemd werden). Eens per jaar klommen de Druïden, gekleed in witte gewaden, in hun eiken om er met gouden sikkels maretakken uit te snijden. Een overblijfsel van dit oude gebruik is de mistletoe met Kerst. De eik was trouwens voor veel volkeren een magische boom. Voor prehistorische volkeren vormde de eik een kanaal waarmee de kracht van de goden op de mensheid kon worden overgebracht. Dit werd zichtbaar wanneer een eik na een blikseminslag in brand vloog. Bij de Germanen was de eik gewijd aan Donar, de God van donder en bliksem. Het is opvallend dat de bliksem vaker eiken treft dan andere bomen. Misschien omdat eiken vaak op kruispunten van ondergrondse wateraders staan? Bij onweer zou het veiliger zijn om onder een beuk te schuilen dan onder een eik……..getuige het gezegde: ‘eiken moet je wijken, maar beuken moet je zeuken’.

Dit hele gebied werd duizenden jaren geleden al bewoond en haar bewoners hebben overal opvallende en zichtbare sporen achtergelaten, zoals hunebedden, grafheuvels en zelfs een galgenberg, maar ook minder in het oog springende overblijfselen als karrensporen en bomkraters uit WOII zijn hier terug te vinden. Wij lopen ondertussen langs een voormalig militair oefenterrein. We zien geen bomkraters noch de twee overgebleven bunkers uit die tijd. Hoewel de bunkers nu niet meer als zodanig worden gebruikt, spelen ze tegenwoordig een belangrijke rol als overwinteringsplek voor vleermuizen. In het najaar gaan vleermuizen namelijk op zoek naar een rustige, vochtige, donkere en vorstvrije plek met een constante temperatuur om te overwinteren. Een bunker is dus de perfecte plek.

We lopen verder door een klaphek en wandelen zo het gebied van de grote grazers binnen. Het is hier inderdaad prachtig. We lopen langs grafheuvels, waarvan er zo’n zestig in het gebied liggen, en fantaseren wat we zouden ontdekken als we zo’n heuvel af zouden graven. Zo merkwaardig is dat niet, ’liefhebbers’ van oudheden doen dat immers al eeuwenlang in het archeologisch zo rijk bedeelde Drenthe. Albert Egges van Giffen (1884-1973), voor ons bekend vanwege de afgravingen bij Ezinge, is de archeoloog met de meeste opgravingen in Drenthe. Hij werd door de Drentse bevolking dan ook liefkozend ‘het Spittertien’ (de kleine graver) genoemd.

Eén van de grootste grafheuvels is de Galgenberg. Een naam die weinig aan de verbeelding overlaat. We zien bovenop de heuvel een markesteen (grenssteen) staan. Volgens de informatie gaat het hier om een steen waarmee een soort ‘drie gebieden punt’, oftewel de samenkomst van drie markegrenzen t.w. Anloo, Schipborg en Zuidlaren, wordt aangegeven. Heel lang geleden begroeven mensen hun doden o.a. in een grafheuvel. Waarschijnlijk werden er meerdere mensen in één grafheuvel begraven. Later zijn in de grafheuvels voorwerpen gevonden die samen met de doden werden begraven, omdat er gedacht werd dat de doden deze in een volgend leven weer zouden kunnen gebruiken. Voor mannen waren dat bijlen, speerpunten en potten van aardewerk, terwijl vrouwen vooral sieraden en potten meekregen. In de Middeleeuwen werden diezelfde grafheuvels gebruikt om boeven en dieven te straffen. Op deze opvallende plekken werden veroordeelden opgehangen, waarna ze er dagenlang bleven hangen om een ieder te laten zien dat het echt slecht afloopt met mensen die niet willen deugen. De galg die er ooit stond, is gelukkig verdwenen, maar de grenssteen staat er al sinds de zestiende eeuw!

Vlakbij de Galgenberg ligt hunebed D8 langs de weg die ons dwars door het Kniphorstbos voert. Rond elk hunebed hangt nog iets van de mystiek van vijftig eeuwen geleden, ‘toen de kolossale stenen gevaarten indringers duidelijk maakten dat de mensen die hier woonden, hun voorouders hoog achtten.’ Wat weten we eigenlijk van de hunebedbouwers, van hun leven, hun gewoontes en hun geloof? Het wordt tijd om in ieder geval mijn kennis te vergroten. Hunebedbouwers worden ook wel de mensen van de Trechterbekercultuur genoemd. Vele eeuwen geleden leefden op en rond de Hondsrug jagers die achter het wild aantrokken en leefden van alles wat ze in de natuur vonden. Rond 5000 v.Chr. kwam er langzaam maar zeker een einde aan het zwervende bestaan van de bewoners en werden ze boeren die bij hun akkers en weidegrond bleven wonen. Ze maakten aardewerk versierd met allerlei motieven. Vanwege de wijd uitlopende hals hebben archeologen dit de naam trechterbekercultuur gegeven. Archeologen gaan ervan uit dat de mensen van de trechterbekercultuur de eerste boeren waren die zich permanent in Drenthe hebben gevestigd.

Het is niet bekend wat de hunebedbouwers precies geloofden, maar we weten wel dat de hunebedbouwers prachtige graven voor hun doden bouwden. In deze hunebedden of stenen grafkamers werden eveneens meerdere mensen begraven en ook hier kregen de overledenen geschenken mee, zoals eten en drinken in potten, maar eveneens gereedschap, sieraden en wapens. Deze grafgiften bewijzen dat ook de hunebedbouwers geloofden in een tweede leven of leven na de dood. Eerder dachten mensen dat alleen reuzen (hune = reus) zulke grote stenen konden tillen en stapelen, maar tegenwoordig weten we dat elk hunebed is gebouwd door het vele werk van heel veel mensen. Hunebedden waren eveneens een plek waar mensen bij elkaar kwamen om na te denken, om vragen te stellen en om belangrijke gebeurtenissen bij te wonen. Een hunebed was dus zowel een graf als een plek met een speciale betekenis. De zware zwerfkeien, waarvan de zwaarste meer dan 4 ton wegen, spreken nog steeds enorm tot de verbeelding! Het is jammer dat hun namen niet bijdragen aan de mystiek van weleer.

Karrensporen ontstaan in de tijd dat dit gebied nog één groot heideveld was, gebruikten de kerktorens van Zuidlaren, Anloo en Gieten als oriëntatiepunten. De sporen werden verlegd als ze onbegaanbaar werden, maar de kerktorens bleven de bakens onderweg. Het was dus wel belangrijk dat deze torens genoeg van elkaar verschilden om ze individueel te herkennen. In de eerste reis- en zakatlasjes uit de achttiende eeuw stonden de silhouetten van de verschillende kerktorens eveneens als verre bakens aangegeven. Die van Anloo met haar vierkante toren en het ‘parmantige dakruitertje’ is ook nu nog duidelijk herkenbaar, lijkt me.
We verlaten het bos langs een een rij beukenbomen en lopen vervolgens langs een bosrand en verschillende akkers richting de kerk van Anloo. De romaanse Sint-Magnuskerk van Anloo, gebouwd rond 1100, is genoemd naar Magnus, bisschop van Trani, die na zijn marteldood heilig werd verklaard. Oorspronkelijk was de kerk een ‘eigenkerk’ van de aartsbisschop van Utrecht, die hier recht sprak. Later werden er in deze kerk zittingen gehouden van de Etstoel, tot 1791 het hoogste rechtscollege in de provincie Drenthe. De Etstoel sprak niet alleen recht, het stelde ook regels vast. Sinds de jaren ’80 keert het dorp Anloo op de derde dinsdag van augustus terug in de 17e eeuw. Helaas zal dit festijn ook dit jaar geen doorgang vinden als gevolg van de corona pandemie.
De deuren van de kerk staan uitnodigend open en die kans willen we niet voorbij laten gaan. Binnen worden we enthousiast ontvangen. Voortvarend licht onze vertelster ons in over alle verhalen die bij deze kerk horen. We zien de witgekalkte muren uit de tijd van de reformatie en de daaronder deels blootgelegde muurschilderingen. Op de muur naast het ‘melaatsen poortje’ zien we een voorstelling van Maria in het kraambed met op haar buik haar ‘kindeke’. Heel bijzonder volgens onze dame, want het kraambed wordt meestal overgeslagen in de verhalen en de uitbeeldingen daarvan. We leren hier meer over de pragmatische kanten van het geloof. De herenbank is bijvoorbeeld voor de vroegere toegangsdeur voor de vrouwen gezet vanwege een verbouwing. De redenering was dat die deur wel afgesloten kon worden omdat de hoge herenbank niet meer op zijn oude plaats paste en vrouwen minder belangrijk waren in het grotere geheel. Of zou het toch zo kunnen zijn dat het inzicht in die tijd veranderde en mannen en vrouwen daarom de kerk door dezelfde deur mochten betreden? Voortschrijdend inzicht……………… En passant horen we nog dat de uitdrukking ‘rijke stinkerds’ voortkomt uit de gewoonte rijke mensen te begraven in de kerk, hetgeen uiteraard gaat stinken na verloop van tijd.

Al met al een wandeling met vele indrukken en wetenswaardigheden. Als PompeÏ staat voor ontdekkingen en verrassingen, dan is dit gebied de naam Pompeï van Drenthe zeker waardig.