(Ritmisch) wandelen

Knp: 51-50-79-78-77-74-75-39-40-42

Na een lange winterstop, waarin veel regen is gevallen en de grond vaak te nat en deels onbegaanbaar was, is het nu de hoogste tijd om ons ritme van regelmatig wandelen weer op te pakken. We weten inmiddels dat wandelen – in de natuur – goed voor ons is, maar het schijnt ook zo te zijn dat wanneer je samen beweegt (wandelt), je elkaar veel beter gaat begrijpen. Misschien hebben wij dat niet direct nodig? We begrijpen elkaar zonder samen wandelen gelukkig ook wel. De nieuwste stelling is echter dat je van wandelen eigenlijk slimmer wordt. Het helpt je om ideeën te verzinnen, je wordt creatiever. Daarnaast krijg je een goed humeur van ritmisch wandelen (als je samen met iemand anders wandelt, blijk je (onbedoeld) hetzelfde ritme aan te nemen) en een goed humeur en creativiteit versterken elkaar. Wat wil je nog meer? Reden genoeg om te beginnen!

Het vervolgstuk van ons (Westerkwartierplus)pad voert ons, volgens het boekje, over ’t Pad, langs een steenhuis en een borg en verderop langs een voormalig kamp, een pingoruïne en dwars door de weilanden. Dat klinkt veelbelovend.

Het Iwema Steenhuis

We starten bij het Iwema Steenhuis in Niebert. Een steenhuis is een vierkant bouwwerk, eigenlijk een woontoren, van tenminste drie verdiepingen en dikke muren (65 cm) gebouwd met kloostermoppen. De woonruimte bevond zich op de eerste etage en kon alleen worden bereikt via een ophaaltrap. Wanneer er gevaar dreigde, vluchtten de bewoners naar boven. Waarschijnlijk ging er dan van alles mee aan eten, drinken, wapens, dieren en, natuurlijk, sterke mannen. Dit betreffende steenhuis is rond 1400 gebouwd door de familie Iwema als zo’n toevluchtsoord. Hoewel steenhuizen meestal dienden als veilige haven voor de (Groningse) adel, heeft hier nooit een adelijke familie gewoond. Mogelijk was de (boeren)familie Iwema wel gelieerd aan de adel? In ieder geval bekleedden ze vroeger belangrijke ambten. Rijke boeren en grootgrondbezitters werden in de Middeleeuwen steeds rijker en er was dus behoefte aan een veilige plek om naar toe te kunnen gaan in onrustige tijden. Het Iwema Steenhuis is het enige overgebleven steenhuis van de ongeveer 160 steenhuizen die ooit in de provincie Groningen stonden. Het steenhuis werd rond 1850 grondig verbouwd en maakt sindsdien deel uit van een kop-rompboerderij. In de schuur is het molen- en bakkerijmuseum ’t Steenhuus gevestigd.

Helaas is alles dicht vandaag. Je kunt hier n.l. ook een lekker kopje koffie drinken op het terras met uitzicht op de tuin die enkele jaren geleden helemaal gerestaureerd is en waarin de oeroude rode beuk een pronkstuk is.

De eeuwenoude rode beuk (RK)

We laten de tuin en de beuk dus links liggen, we hebben deze al eens eerder uitgebreid bekeken, en lopen verder over één van de weinige nog bestaande oude, niet bestrate of geasfalteerde paden die de provincie Groningen nog kent. ’t Pad is de oudste verbindingsweg over de zandrug in het zuidelijk Westerkwartier tussen Marum en Tolbert. We lopen over een smal, tussen de weilanden door slingerend stuk totdat we bij de Coendersborg in Nuis aankomen.

De oudste verbindingsweg (RK)
Stukje van ’t Pad

De Coendersborg, vernoemd naar de familie Coenders, is ontstaan uit de samenvoeging van land van drie boerderijen: van de families Fossema, Harckema en Heringe. In 1668 kocht Ludolf Coenders, een raadsheer van Groningen de drie boerderijen. Zijn zus, Etta, was getrouwd met Iwo Auwema (zoals de familie Fossema toen heette). Ludolf ging het gebied gebruiken voor veenontginning en liet, vermoedelijk op de plaats waar de Fossemaheerd stond, een versterkt landhuis of een burcht (in het Gronings borg) bouwen. Het landgoed is ongeveer twee kilometer lang en 250 tot 500 meter breed. Door de veenontginning kwam Ludolf echter in conflict met zijn concurrent Georg Wilhelm von Inn- und Kniphausen, de heer van landgoed Nienoord in Leek. Ludolf liet de turf namelijk via Friesland afvoeren, terwijl de heer van Leek vond dat dat via zijn kanalen moest gebeuren. Dat leidde tot een langdurige juridische procedure die pas in 1801 werd afgesloten, vooral doordat de turfwinning toen ten einde liep. Dit hele conflict leidde zelfs tot een veldslag tussen de manschappen van de Coendersborg en die van Nienoord Leek, die de mannen van Von Inn- und Kniphausen, tot zijn schande, verloren. Na de veenontginning hebben de toenmalige borgbewoners besloten bomen te planten in het gebied, waardoor er nu een bijzonder landschap rond de borg te bewonderen is. Zulke verhalen onderweg maken het wandelen levendig en doen je beseffen dat de landschappen om ons heen niet ‘zomaar’ zijn ontstaan.

De Coendersborg

We lopen verder over de lange indrukwekkende oprijlaan waar aan weerskanten fraaie eiken staan. De kleine voetgangershekjes aan weerszijden van de grote poort staan open.

Een terugblik over de imposante oprijlaan (RK)

Schuin tegenover over ons zien we een beeld in het gras staan. Dit blijkt het gedenkbeeld ter herinnering aan kamp Nuis te zijn. Kamp Nuis was vanaf 1941 tot halverwege de jaren zestig een barakkenkamp. De oprichter was de Nederlandse Arbeidsdienst, die hier jongens vanaf 18 jaar onderbracht om hen een nationaal-socialistische vorming te geven. De kampbewoners moesten werken voor zakgeld, kost en inwoning. Aanvankelijk was het verblijf in het kamp vrijwillig, maar vanaf 1942 veranderde de sfeer. De mannen werden tenslotte aan het eind van de oorlog ingezet in de frontlinie van de strijd. Hun plekken in de barakken werden ingenomen door evacuees uit Arnhem en Limburg. In de eerste jaren na de oorlog werd Kamp Nuis een interneringskamp voor collaborateurs. In 1948 werd het kamp een jeugdgevangenis, onder supervisie van Veenhuizen. Er zaten jonge mannen die in Duitse krijgsdienst waren geweest en zelfs enkele hooggeplaatste SS’ers. De gevangenen werden aan het werk gezet in de omgeving. Aan het eind van de jaren veertig kregen de geïnterneerden massaal gratie en in 1951 sloot het kamp de deuren. Daarmee was het verhaal nog niet klaar want enkele maanden later werd het barakkenkamp opnieuw in gebruik genomen, nu voor de tijdelijke opvang van zo’n 250 Molukkers. De (KNIL) militairen verbleven samen met hun gezinnen in het kamp in de verwachting dat ze na enkele weken weer terug mochten keren naar hun vaderland. De koffers bleven letterlijk ingepakt. Deze hoop was vals. Pas in 1963-1964 verlieten de laatste bewoners het kamp. Tegenwoordig is het een depot voor archeologische vondsten en daarvoor ‘werd alles gesloopt en herinnert niets meer aan het kamp.’

Kunstwerk ter herinnering aan ……(RK)

Wij lopen langs de Kampweg naar ‘achteren’, richting weilanden en de daarin gelegen pingoruïne.

Onderweg naar de pingoruïne (RK)
Zeer nieuwsgierig naar ons (RK)

Een pingo is een heuvel die ontstaan is doordat een ondergrondse ijslens de bodem heeft opgedrukt. Zo’n heuvel kan wel zestig meter hoog worden en een diameter hebben van driehonderd meter. Als het ijs smelt ontstaat een pingoruïne, die de vorm van een krater heeft en wordt opgevuld met smeltwater. Het is hier mooi. We lopen over een smal paadje bijna rondom het water en genieten van het haast verstilde landschap om ons heen. Bijzonder, zeker wanneer je je realiseert dat dit water al duizenden jaren geleden, aan het einde van de laatste ijstijd, is ontstaan.

Ontstaan na de laatste ijstijd (je ziet het water nog net tussen het riet)

Onze weg vervolgt dwars door de weilanden om aan de andere kant vlakbij de A7 uit te komen. Hier moeten we overheen om op het Mienscheer te komen aan de andere kant. Ten noorden van de zandrug waren de weidegronden soms gezamenlijk in gebruik. Deze velden werden vaak ‘meenscharren’, ‘mienscheer’, ‘meentscheer’ (gemeenschapsgrond) of iets in die trant genoemd.

Verrassende borden langs de weg

Met de oversteek van de snelweg laten we het zuidelijk Westerkwartier definitief achter ons en lopen we verder op ‘onze’ helft. Hoewel de zon schijnt, is het toch nog behoorlijk fris vandaag met zo’n 10˚C. De natuur doet wel haar best en we zien vooral veel bloeiend raapzaad in de bermen. Even nalezen leert dat raapzaad symbool staat voor slecht bermbeheer. Het lijkt op koolzaad en ook uit deze plant kan (raap)olie geslagen worden. De rest kun je gebruiken om raapkoeken (veevoer) te maken. Wat hier staat groeit gewoon in het wild en geeft de omgeving een beetje kleur.

Vrolijke bermen

Inmiddels zijn we vlakbij Lucaswolde, een streekdorp met ongeveer 200 inwoners. We lopen even ten zuiden van het dorp door een mooi natuurgebied in de polder de Oude Riet. Deze polder staat bekend om zijn ‘opkwellend’ grondwater met een kenmerkende oranje/roestbruine kleur. Grondwater dat onder druk uit de bodem aan de oppervlakte komt heet kwel of kwelwater en heeft vaak een bijzondere waterkwaliteit. Vooral diepe kwelstromen die eeuwenlang door de bodem hebben gestroomd, zijn zuurstof- en voedselarm en vaak kalk- en ijzerhoudend. Hetgeen de volop aanwezige roestkleur verklaart. Bij het Dwarsdiep ligt ook de vogelkijkhut Lucaswolde. Je zult boven vast een mooi uitzicht hebben over de velden, maar de trap naar boven ontbreekt en van de dwarsbalken tussen de poten ontbreken ook een paar stukken. Misschien wordt het een en ander wel weer hersteld, maar nu hebben we er niets aan ;).

We kunnen hier niet omhoog

We komen langzaam maar zeker aan bij ons eindpunt van vandaag n.l. wandelknooppunt 42 op de weg Beldam behorend bij Lucaswolde. Het laatste stuk is (helaas) een lange rechte weg en daarmee echt een overbruggingsstuk. Grappig is dat je je vooral op zo’n saaier stuk realiseert dat ons denken, waarnemen en voelen niet los staan van wat er in ons lichaam gebeurt. Het denken, voelen en waarnemen wordt ‘belichaamd’. We gebruiken zelfs fysieke taal om psychologische processen aan te duiden. Je hebt een terugval. Woorden als ‘vastzitten’ ‘erdoorheen zitten’ en ‘impasse’ geven een (intern) conflict aan. Toch is dan ook hier weer de oplossing om naar buiten (de natuur in) te gaan of om, in ons geval, gewoon door te gaan, want door fysiek te bewegen maak je steeds verandering mogelijk en kun je zowel letterlijk als figuurlijk je doelen bereiken. Letterlijk bewegen (wandelen) verandert je denken, je gevoel en daardoor je leven! Met die overtuiging in gedachten zijn we alweer plannen aan het maken voor ons volgende wandelavontuur. Er zijn immers nog heel veel paden waar velen ons zijn voorgegaan.

Uitkijken over het Dwarsdiep

Plaats een reactie